Techondernemers pleiten bij minister Dirk Beljaarts (Economische Zaken) voor meer invloed op het te vormen industriebeleid. Welke verbeterpunten zien ze?
Op 23 oktober kwamen tien oprichters van deeptechbedrijven samen in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. Deeptechbedrijven houden zich bezig met hoogtechnologische innovaties, vaak op basis van wetenschappelijk onderzoek. Ze werken met patenten, of zijn ontstaan als spin-offs van universiteiten of kennisinstellingen.
De tien ondernemers noemen zichzelf de Tech Champions, en elk bedrijf representeert een zogeheten sleuteltechnologie uit de Nationale Technologiestrategie. Die bestaat sinds dit jaar en moet de basis vormen voor nieuw industriebeleid. Ook al zijn enorme bedragen nodig om uit te groeien tot volwassen bedrijven, de hoop is dat tenminste één onderneming het schopt tot het formaat van chipmachinemaker ASML in Veldhoven.
Maar dan moeten de randvoorwaarden wel goed zijn. Daarom lanceerden de bedrijven in Nieuwspoort een manifest met verbeterpunten voor het vestigings- en innovatieklimaat. Kamerleden, investeerders en invloedrijke mensen uit het bedrijfsleven waren in Den Haag aanwezig om te luisteren naar hun verhaal.
‘Het manifest gaat over wat we nodig hebben om succesvol te kunnen zijn,’ zegt techondernemer Koenraad Wiedhaup (44). ‘Niet om onze hand op te houden. Bedrijven moeten er immers zelf voor zorgen dat ze succesvol zijn. Maar om samen met de overheid op te trekken en nieuwe banen te creëren.’
Hun speerpunten: consistent beleid, en een snellere overheid die de risico’s deelt.
Consistent beleid
Iedere nieuwe minister van Economische Zaken heeft eigen plannen. Maar om de bedrijfsstrategie te kunnen bepalen, moeten deeptech-ondernemers weten waar ze de komende decennia aan toe zijn. Er is dus consistent beleid nodig. Dat betekent ook: keuzes maken en industriebeleid voeren.
Wiedhaup, mede-oprichter en CEO van biotechbedrijf Leyden Labs (dat neussprays tegen virussen ontwikkelt), prijst de overheid dat ze heeft gekozen voor tien sleuteltechnologieën. ‘Daardoor kunnen specifieke clusters ontstaan, zoals gebeurde met de chipsector in Eindhoven en de biotechsector in Leiden.’
Daar profiteren scale-ups – doorontwikkelde start-ups – enorm van, zegt hij. ‘Leyden Labs trekt bijvoorbeeld medewerkers aan met specifieke en diepe kennis, die ook werken voor grote farmaceutische bedrijven in de regio zoals Galapagos of Janssen. Scale-ups hebben die grote ankerbedrijven nodig.’ Daarnaast werken de bedrijven in zo’n cluster vaak samen met universiteiten en trekt het investeerders met kennis van zaken aan.
Snellere overheid
Een te trage overheid belemmert scale-ups in hun groei. Bedrijven moeten snel kunnen schakelen om de volgende fase te bereiken. Maar voor vergunnings- en subsidieaanvragen trekt de overheid makkelijk een half jaar uit.
‘Dat is een mismatch,’ zegt Wiedhaup. ‘Scale-ups hebben geen tijd om zolang te wachten. Grote bedrijven kunnen zo’n langzaam proces wel managen. Dus je ziet dat subsidies vaak bij de grotere bedrijven terechtkomen.’
Een besluit over een aanvraag zou, wat de ondernemer betreft, maximaal drie maanden mogen duren. Sommige Europese landen hanteren al zo’n termijn.
Gedeelde risico’s
Scale-ups nemen veel risico’s, waar de samenleving later van profiteert. Daarom moet de overheid vaker het risico delen, vinden de bedrijven.
Dit kan onder meer door financiering te verstrekken, maar ook door garanties te bieden, zodat scale-ups kunnen concurreren met gevestigde bedrijven. ‘In ons geval bijvoorbeeld door afspraken te maken over welk plan we kunnen uitrollen bij het uitbreken van een pandemie,’ zegt Wiedhaup van Leyden Labs.
Op 4 november overhandigen de bedrijven het manifest aan Dirk Beljaarts (PVV), minister van Economische Zaken. Ze willen een stem in het te vormen industriebeleid, en een vaste plek aan tafel.