De VN-conferentie in Bakoe van 11-22 november was volgens velen de zoveelste mislukte klimaattop, maar deze leidde wel tot een cruciale doorbraak voor de CO2-handel. Vijf vragen.
1. Waren in 2015 in Parijs niet al afspraken gemaakt over CO2-handel?
Ja. Op die befaamde klimaattop werd gezegd dat de wereld maximaal 2, maar liever nog 1,5 graad mag opwarmen. Een onderdeel van de gereedschapskist was internationale CO2-handel. Een rijk land hoeft niet zelf CO2 te reduceren, maar mag een ander (vaak armer) land betalen om dat voor hem te doen. Maar dat idee werd impopulair in de jaren na ‘Parijs’.
De uitstoot bleek toen zo snel omlaag te moeten, dat handel in CO2 raar aanvoelde. Je betaalt een ander land, terwijl je zelf ook snel aan de bak moet. Waarom niet nu al die warmtepomp installeren of schone fabriek neerzetten, als je het vroeg of laat toch moet doen? Ook ontstond de angst dat landen die wel investeren in verduurzaming een voorsprong zouden opbouwen in ‘groene’ technologie. Geen ongegronde vrees, gezien de hedendaagse dominantie van China in onder meer zonnepanelen, batterijen en elektrische auto’s.
De ‘handel’ in CO2 kwam daardoor niet van de grond. Wel kwam er een vrijwillige handel op gang. Grote bedrijven, zoals vliegtuigmaatschappijen, gingen CO2-uitstoot ‘compenseren’ door bijvoorbeeld bossen aan te planten, of door bos te beschermen dat anders zou worden gekapt. Maar met die groene handel bleek veel mis.
2. Waarom stond een nieuwe CO2-markt toch weer op de agenda in Bakoe?
De 2030- en 2050-doelen om CO2-neutraal te worden, naderen rap. Ze blijken ook steeds minder haalbaar voor rijke landen. Sommige ingewikkelde industriële projecten en de uitbreiding van het stroomnet, zijn niet snel te verwezenlijken. Zie in Nederland de ‘maatwerkafspraken’ voor het vergroenen van de grote industrie die niet van de grond komen, of het vollopende stroomnet. Met CO2-handel, ook wel carbon credits, of een carbon market genoemd, koop je tijd, is nu het idee.
Nederland blijft bijvoorbeeld 1 miljoen ton CO2 uitstoten zolang het stroomnet niet op orde is, en kan daarvoor 1 miljoen ton uitstootrechten kopen van India. Dat gebruikt dan het geld om geen nieuwe kolencentrale neer te zetten, maar een duurdere gascentrale die minder CO2 uitstoot.
Rijke landen hoeven door CO2-handel dus niet halsoverkop te vergroenen. En armere landen krijgen middelen om hun bevolking op een minder vervuilende manier welvarender te laten worden. Dat is belangrijk voor het klimaat: opkomende landen als China en India stoten inmiddels samen twee keer meer CO2 uit dan de Europese Unie en de Verenigde Staten samen.
Als deze nieuwe CO2-markt slaagt, ontstaat er ook vanzelf een geldstroom van rijke landen naar arme. In Bakoe was geld het belangrijkste pijnpunt. Arme landen hebben kapitaal nodig om te kunnen investeren in verduurzaming. De ongeveer 300 miljard euro die hun in Bakoe is beloofd, is een schijntje van de bijna 6.000 miljard euro die volgens VN-berekeningen nodig is. Maar gezien de officiële ontwikkelingshulp volgens rijkelandenclub OESO vorig jaar ‘maar’ 224 miljard dollar bedroeg, kan geefgeld niet de oplossing zijn. Nog los van de Nederlandse bezuinigingen op ontwikkelingshulp.
3. Is CO2-handel wel te vertrouwen?
Dat is de grote vraag. Omdat de handel tot nu toe vrijwillig was, en zonder echt toezicht, variëren de prijzen en de kwaliteit nogal. Er zijn CO2-rechten die worden uitgedeeld omdat er daadwerkelijk CO2-uitstoot is gestopt, maar er worden ook rechten uitgegeven als een ontwikkelingsland belooft dat het de CO2-uitstoot minder hard zal laten groeien.
De VN-klimaatorganisatie UNFCCC heeft een platform waarbij CO2-kredieten voor een lachwekkende 50 cent per ton CO2 worden aangeboden. Die CO2-kredieten verdiende China met het bouwen van een biomassacentrale. Vaak worden er in zo’n geval CO2-kredieten ‘verdiend’ door te zeggen dat als er geen dure biomassacentrale komt, het land anders een vervuilende kolencentrale zou neerzetten. Maar hoe serieus is die claim?
CO2 compenseren door bos aan te planten, kost vaak een paar tientjes. Maar er zijn ook schimmigere CO2-kredieten in omloop, voor bossen die al bestaan en nu ‘beschermd’ worden. De claim is dat ze zouden worden gekapt als er geen geld van CO2-kredieten binnen zou komen.
Tot slot kun je met hypermoderne technieken CO2 uit de lucht halen, zodat uitstoot écht wordt gecompenseerd. Maar dat kost een duizelingwekkende 1.350 euro per ton.
4. Wat is er nu afgesproken in Bakoe?
Dat landen samen een deal mogen sluiten om CO2-krediet te verhandelen. Die afspraak moet dan in een centrale VN-database worden gezet, waar experts de afspraken kunnen controleren.
Vinden experts de deal te schimmig, dan zeggen zij dat publiekelijk. Bijvoorbeeld als niet duidelijk is of daadwerkelijk het bos anders zou worden gekapt, of een kolencentrale zou worden gebouwd.
5. Is die openbare berisping genoeg om de markt gezond te maken?
Critici die de afgelopen jaren de excessen in de vrijwillige markt zagen, zijn huiverig. Tegelijk noemde EU-klimaatcommissaris Wopke Hoekstra de afspraken in Bakoe over CO2-handel ‘historisch’. ‘Dit zal investeringen aanwakkeren, ambitie verhogen en zorgt voor transparantie en hogere standaarden.’
Zonder CO2-handel wordt het in elk geval moeilijk de klimaatdoelen te halen. Daarvoor gaat de uitstootreductie in rijke landen te traag, en hebben arme landen te weinig geld om zelf te investeren in verduurzaming. Maar CO2-handel kan alleen helpen als landen en mensen als Wopke Hoekstra kwalitatief goede deals sluiten, en bereid zijn de hoge prijs te betalen die daarbij hoort.