De grote banken staan op het punt om de spaarrente te verlagen tot onder de 1 procent. Maar welke bank durft als eerst?
De grote banken Rabobank, ING Bank en ABN Amro hanteren op dit moment een spaarrente van 1 procent. Zo laag is die rente in tien jaar niet geweest. Maar de topbankiers denken erover om de rente verder te verlagen, meldt het Financieele Dagblad woensdagochtend.
De vraag is alleen welke bank dit als eerste durft. De grote drie kijken elkaar aan als kinderen die van plan zijn van een hoge rots in het water te springen. Wie eerst?
Kleine aanbieders
Het is moeilijk te voorspellen hoe spaarders op een verdere verlaging zullen reageren. Vluchten ze weg naar kleinere aanbieders met hogere rentes? Een aanbieder als Knab heeft een rente van 1,65 procent, Nationale Nederlanden en LeasePlan 1,60 procent.
Gaan de spaarders naar deze kleinere aanbieders als hun bank door de magische grens van 1 procent schiet? Tot nu toe prefereerden de meesten nog altijd de zekerheid van een grote bank.
Dilemma
Een verlaging van de spaarrente is een groot dilemma voor de banken. De rente op kredieten en hypotheken is al geruime tijd dalende en de banken moeten dit ergens compenseren. Om de marge op peil te houden moet dus ook de spaarrente omlaag.
Maar aan de andere kant hebben banken ook juist de spaarders nodig om het gat tussen uitstaande leningen en eigen kapitaal niet te groot te laten worden.
De lage spaarrente is een gevolg van het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank. Die houdt de renteniveaus kunstmatig laag om de banken lucht te geven, de zwakke economie aan te jagen en mensen met hoge schulden ruimte te geven om hun schuld af te lossen. Economen noemen dit monetaire beleid vaak ‘financiële repressie’.
Fanatieke spaarders
Nederlanders staan als vanouds bekend als fanatieke spaarders. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben we in totaal zo’n 335 miljard euro op spaarrekeningen staan. Dat is iets meer dan de helft van het bedrag dat we met zijn allen in een jaar verdienen.
Ondanks diverse recessies en ruim twintig jaar loonmatiging bleven Nederlanders ook de laatste jaren gemiddeld zo’n 12 procent van hun inkomen opzijzetten ‘voor later’, vooral in de vorm van verplichte afdracht van pensioenpremies. Maar daar lijkt sinds 2013 een kentering in te zijn gekomen. In 2013 namen Nederlanders opeens meer spaargeld op dan dat ze stortten. Dat was al circa twintig jaar niet meer voorgekomen. Naast andere oorzaken noemen analisten een belangrijke aanjager van deze trendbreuk: de verlaging van de spaarrente.