De 36 grote gemeenten in Nederland verhalen de stijgende (zorg)uitgaven vooralsnog niet op de inwoners door de woonlasten flink te verhogen. Zien huizenbezitters deze meevaller terug in hun portemonnee?
De gemeentelijke woonlasten lijken mee te vallen, zo blijkt uit het jaarlijkse rapport van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO).
In de 36 grote gemeenten stijgen deze lasten gemiddeld met 0,8 procent. Gecorrigeerd naar inflatie (1 procent) dalen de woonlasten voor de Nederlandse huishoudens zelfs. Het lijkt er dus niet op dat gemeenten de stijgende kosten (vooral door decentralisatie van de langdurige zorg) uit verhoogde woonlasten willen halen.
Waar hebben we het over?
De gemeentelijke woonlasten bestaan uit drie onderdelen: de rioolheffing, de reinigingsheffing en de onroerendzaakbelasting (ozb). Die laatste belasting wordt alleen door huiseigenaren betaald. De stijging van 0,8 procent geldt in principe dus voor huiseigenaren, legt COELO-onderzoeker Corine Hoeben uit. ‘Huurders kunnen mogelijk op een grotere meevaller rekenen,’ zegt Hoeben.
Dit komt omdat de onroerendzaakbelasting ook komend jaar weer zal stijgen, al is de stijging minder groot dan voorgaande jaren. Terwijl de gemiddelde huizenprijs daalde, verhogen de gemeenten de belasting op huizenbezit gemiddeld met 1,7 procent. Dit terwijl de reinigingsheffing, een belasting die ook door huurders moet worden betaald, gemiddeld met 0,4 procent daalt. Volgens Hoeben komt dit omdat gemeenten efficiënter (gescheiden) afval zijn gaan inzamelen, maar ook omdat sommige gemeenten ervoor kiezen een groter deel van de afvalstoffenheffing op huizenbezitters te verhalen.
Nijmegen
Het grootste voorbeeld hiervan is Nijmegen waar de ozb wordt verhoogd met 9,9 procent. De afvalstoffenheffing wordt tegelijkertijd verlaagd met 16,7 procent en is daarmee de laagste van Nederland.
Een meerpersoonshuishouden in Nijmegen betaalt 131 euro per jaar aan reinigingsheffing, een Rotterdammer betaalt 360 euro. In gemeenten als Nijmegen worden de lasten dus verhaald op de huizenbezitters. Zij zullen hier weinig merken van deze ‘meevaller’.
Nog meer lasten
Daar komt bij dat per 1 januari de maximale hypotheekrenteaftrek in de hoogste belastingschijf met een half procent omlaag wordt gebracht naar 51,0%. Deze huizenbezitters krijgen minder terug van de belastingdienst.
Wie ook de energiebelasting meeneemt in het kostenplaatje, wordt nog somberder. Op bij een kilowattuur stroom heft de fiscus 11,85 cent energiebelasting, bij een kuub gas gaat het om 18,94 cent energiebelasting. Daarbovenop komt sinds enige tijd nog een Opslag Duurzame Energie, om de bouw van bijvoorbeeld windmolens mee te betalen. De rekening daarvan loopt de komende jaren snel op. Over de energiebelasting wordt ook nog eens 21 procent btw geheven, belasting over belasting dus. Alleen al aan de energiebelasting houdt de schatkist dit jaar zo’n 4,4 miljard euro over.
Tot slot zijn in de berekening alleen de woonlasten in de grote gemeenten meegenomen. In kleinere gemeenten, waar geregeld extra inkomsten uit een exorbitante stijging van de ozb worden gehaald, kan dus een totaal ander kostenplaatje ontstaan. Huizenbezitters doen er daarom verstandig aan de ‘meevaller’ uit de gemeentelijke woonlasten in perspectief te zien.