Het kabinet is van plan sparen aantrekkelijker te maken, door de vermogensrendementsheffing aan te pakken. ‘De lasten zijn de laatste jaren zwaar omhooggegaan tijdens de crisis. De coalitie is eensgezind dat er ruimte moet komen voor lastenverlichting.’
Minister Jeroen Dijsselbloem (PvdA, Financiën) zegt maandag in De Telegraaf dat hij op Prinsjesdag plannen zal presenteren om de ‘spaartaks’ aan te pakken.
Spaarrente
De vermogensrendementsheffing gaat nu uit van een rendement van 4 procent. ‘Maar gewone spaarders halen dit niet door de lage spaarrente. Beleggers weer wel, die hebben goede beleggingsjaren gehad,’ zegt Dijsselbloem.
De fiscus gaat ervan uit dat iedere Nederlander 4 procent rendement kan halen op zijn vermogen, of dat nu uit spaargeld, aandelen of onroerend goed bestaat. Over dat veronderstelde rendement moet hij 30 procent belasting betalen. Dat komt neer op een belastingdruk van 1,2 procent.
Er is heffingsvrij vermogen (in 2015 voor een alleenstaande: 21.330 euro), maar honderdduizenden Nederlanders bezitten meer dan dat. Sparen is in veel gevallen, nauwelijks meer lonend.
Het rendement van 4 procent is ingevoerd in 2001, bij de herziening van het belastingstelsel. Dat leek het kabinet toen niet onredelijk. De rente op 10-jarige staatsobligaties bedroeg een jaar eerder circa 5,4 procent.
Een commissie die twee jaar geleden op verzoek van het kabinet onderzoek deed naar het belastingstelsel, stelde vast dat een rendement van 4 procent onrealistisch is. Dijsselbloem zegt te gaan ‘kijken naar een manier om de vermogensbelasting rechtvaardiger te maken’.
Griekenland
In het interview gaat Dijsselbloem verder in op de financiële situatie van Griekenland. Volgens de ministers is het Zuid-Europese land geen molensteen voor de eurozone. ‘De tijdsdruk ligt in Athene. De eurozone zelf heeft minder die spanning die er de afgelopen jaren was.’
Dijsselbloem was de afgelopen dagen in Washington voor de voorjaarsvergadering van het Internationaal Monetair Fonds. Tijdens de vergadering zei de minister en voorzitter van de eurogroep, dat er moet worden gekeken hoe de Europese Unie van binnenuit kan worden versterkt.
‘Hoe vergroten we het vertrouwen dat de EU goed is voor burgers en niet alleen voor bedrijven? We hebben evolutionaire verbetering nodig, geen nieuwe instituties.’ EU-lidstaten zouden vooral van elkaar moeten leren, zodat het beste beleid de overhand krijgt.