Jeugdwerkloosheid is topprioriteit voor het kabinet. Maar waarom eigenlijk? De werkloosheid onder 45-plussers is veel alarmerender.
Eerder deze week nam Mirjam Sterk afscheid als ‘ambassadeur aanpak jeugdwerkloosheid’. Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken (PvdA), die haar twee jaar geleden had aangesteld, stuurde een brief met mooi klinkende resultaten naar de Tweede Kamer.
Prioriteit
De jeugdwerkloosheid daalt. In hoeverre dat aan Sterk is te danken is een ander verhaal, de economie trekt immers ook aan. Maar bestrijding van jeugdwerkloosheid blijft een ‘hoge prioriteit’ van het kabinet, schrijft Asscher aan de Kamer.
In februari liet staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA) al weten dat er 17,8 miljoen euro extra naar de bestrijding van jeugdwerkloosheid gaat.
De vraag is waarom de bestrijding van jeugdwerkloosheid zo’n hoge prioriteit heeft. In 2014 was de jeugdwerkloosheid volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 12,7 procent. Dat is bijna twee keer zo veel als het gemiddelde werkloosheidspercentage (7,4 procent).
School
Maar het klinkt erger dan het is. Als het CBS zegt dat 12,7 procent van ‘de’ jongeren (tussen 15-27 jaar) werkloos is, gaat het niet om alle jongeren, maar om de jongeren die horen tot de beroepsbevolking: dat zijn zij die aangeven dat ze minimaal 1 uur per week werken of willen werken (zo’n 1,4 miljoen op een totaal van 2 miljoen jongeren).
Van de 154.000 jongeren die volgens de definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek werkloos zijn, gaat bijna twee derde naar school of doet een vervolgopleiding. Het zijn jongeren die een bijbaantje zoeken. De groep die niet naar school gaat en een baan zoekt, is veel kleiner: 48.000.
Vaste contracten
Daarbij komt: jongeren vliegen er in slechte tijden altijd als eerste uit, maar ze worden als de economie aantrekt ook als eerste weer aangenomen. Daarom daalt de werkloosheid onder jongeren nu al een tijdje (van 13,8 in februari vorig jaar naar 11,0 in februari dit jaar), terwijl die onder 45-plussers juist steeg: van 6,6 naar 6,7 procent.
De werkloosheid onder ouderen is volgens Peter Hein van Mulligen van het CBS dan ook veel verontrustender. ‘Ouderen raken hun baan minder snel kwijt, omdat ze vaak vaste contracten hebben, maar als ze werkloos raken, vinden ze veel moeilijker een nieuwe baan. Ze staan ‘achteraan in de rij’. Van de 254.000 werklozen van 45 jaar en ouder is ruim 60 procent langdurig (langer dan 1 jaar) werkloos.