Fleuriëtte van de Velde, economieredacteur van Elsevier, begrijpt niet waarom in augustus de winterjassen al in de winkel hangen.
Augustus is fraai begonnen: met veel zon en temperaturen die opliepen tot 30 graden. De komende weken blijft het naar verwachting warm. Maar wie het in zijn hoofd haalt nu nog wat luchtige kleding te kopen, vist achter het net.
Een poloshirt voor een jongetje van drie? De V&D-verkoopster in het Utrechtse winkelcentrum Hoog Catharijne schudt meewarig haar hoofd. De uitverkoop loopt – begin augustus – al op zijn eind. Wat er nog, tegen flinke korting, aan zomers spul hangt, is of zo lelijk dat niemand het wil(de) hebben, of slechts in een paar maten – uiteraard niet die je zoekt – verkrijgbaar.
Wel verkrijgbaar: winterjassen (‘U kunt die het beste voor eind augustus kopen, zodra de scholen weer beginnen, loopt het storm’), lange broeken en truien.
Zo is het overal, blijkt daarna uit een rondgang door de binnenstad van Utrecht. Het oogt bizar: mensen lopen in shorts en T-shirts – soms met een ijsje in de hand – langs etalages met winterjassen en wollen vesten.
Bang
Waarom lopen winkeliers zó ver op het seizoen vooruit? Ze zitten er zelf ook mee in hun maag, zegt Jorge van Vliet (43) van branchevereniging INretail.
‘De klant is veranderd. Het zou moeten opschuiven.’ Angst regeert volgens hem. ‘Winkeliers zijn bang dat als ze die winterjassen pas eind september in hun winkel hangen, de klant ze bij de concurrent koopt en zij met hun voorraden blijven zitten.’ Ze zijn gebonden aan leveranciers. Die leveren zo vroeg omdat de klant dat zou willen. Een kip-eiverhaal dus.
Maar laten we eerlijk zijn: geen hond bedenkt bij 25 graden om een winterjas te kopen. Dat doen mensen alleen omdat ze anders bot vangen. Commercieel zou het slimmer zijn het anders te doen. Bij warm weer stijgt de verkoop van ijs, bij vorst die van erwtensoep. Bij kleding zal dat niet anders zijn.
Elsevier nummer 32, 8 augustus 2015