Het kabinet wil kleine spaarders ontzien en het vermogen van de rijksten veel zwaarder gaan belasten. Hoe de VVD weer PvdA-beleid uitvoert.
De meest vermogende Nederlanders gaan over een deel van hun vergaarde rijkdom vanaf 2017 in één klap 37,5 procent meer belasting betalen. Dat is het gevolg van een ingrijpende wijziging van de vermogensrendementsheffing die het kabinet van VVD en PvdA wil doorvoeren. De plannen lekten vorige week uit.
Er is al jaren kritiek op de manier waarop de belasting op zaken als spaargeld, aandelen en tweede huizen wordt geheven. De fiscus gaat er sinds de invoering van het huidige belastingstelsel in 2001 vanuit dat iedereen op zijn vermogen 4 procent rendement haalt, waarover vervolgens 30 procent in belastingbox 3 moet worden afgedragen. De facto heft de fiscus zo 1,2 procent belasting over het vermogen. Jaarlijks levert dat 3,5 miljard euro op.
Dat fictief rendement is voor een groot deel van de Nederlanders met vermogen een illusie, zo toonde een door het kabinet ingestelde belastingcommissie in 2013 al aan. Het reëel rendement (dat is het rendement gecorrigeerd voor inflatie) op spaargeld bedroeg tussen 2001 en 2012 niet meer dan 0,5 procent. Het rendement op aandelen was in die periode -3 procent, al waren de fluctuaties daar van jaar tot jaar veel groter.
Vermogens
De vermogensrendementsheffing holde zo het vermogen uit. De forse daling van de spaarrente, tot minder dan 1 procent, vergrootte de druk op het kabinet om de heffing te herzien. Onder invloed van de populaire linkse Franse econoom Thomas Piketty drong de PvdA erop aan dat grote vermogens juist zwaarder zouden worden belast.
Piketty schreef in Kapitaal in de 21ste eeuw dat vermogensverschillen tussen arm en rijk toenemen, ook al leek daar in Nederland nauwelijks bewijs voor.
Dat grote vermogens toch meer belasting gaan betalen, is opmerkelijk. VVD-staatssecretaris van Financiën Eric Wiebes bezwoer in december in een kerstinterview met Elsevier dat van kabinetsplannen om vermogenden zwaarder te belasten, geen sprake was: ‘Nederland is geen Piketty-land en wij zien geen aanleiding de belasting op vermogen te verhogen.’
Bij belastbare vermogens van meer dan een ton gaat het veronderstelde rendement, en daarmee ook de af te dragen belasting, fors omhoog. Bij een belastbaar vermogen tussen 100.000 euro en 1 miljoen euro gaat de fiscus uit van een rendement van 4,7 procent. Bij belastbare vermogens boven 1 miljoen euro – het gaat om circa 140.000 huishoudens – stijgt dat tot 5,5 procent. Zij dragen straks 37,5 procent meer belasting af over dat vermogensdeel.
Alleenstaanden met een belastbaar vermogen vanaf zo’n 300.000 euro gaan in de kabinetsplannen meer belasting betalen. Bij fiscale partners ligt het omslagpunt bij ongeveer 600.000 euro. Een alleenstaande met een belastbaar vermogen van 2,5 miljoen euro is per jaar zo’n 6.000 euro meer aan belasting kwijt.
Mensen met een kleiner vermogen – zo’n 90 procent van de mensen die de heffing betalen – worden door het kabinet inderdaad enigszins ontzien. Het fictief rendement voor mensen met een bescheiden belastbaar vermogen (tot 100.000 euro) gaat omlaag, van 4 naar 2,9 procent.
Het persoonlijk heffingsvrij vermogen stijgt van 21.330 euro tot 25.000 euro. Een alleenstaande met 100.000 euro aan vermogen hoeft straks over de eerste 25.000 euro geen belasting te betalen. Over de rest is hij 652 euro verschuldigd. Nu is dat nog 944 euro.Bij de huidige rentestand gaan spaarders overigens nog steeds het schip in, omdat het veronderstelde rendement hoger is dan de spaarrente.
Drogredenering
Het kabinet rechtvaardigt de hogere belasting voor grotere vermogens met de redenering dat deze groep met aandelen hogere rendementen kan halen dan spaarders. Hoogleraar empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving Koen Caminada uit Leiden vindt dat een ‘drogredenering’. Uit de beschikbare cijfers blijkt dat verband niet.
De voornaamste reden waarom tot de verhoging van de heffing voor grote vermogens is besloten, lijkt dat de verlaging voor kleine spaarders de schatkist niets mocht kosten. Hun fiscaal voordeel wordt betaald door het extra belasten van grotere vermogens.
Volgens Caminada is dat een ‘fundamentele denkfout’. ‘De vermogensrendementsheffing was te hoog. Die had men moeten verlagen. Het geld daarvoor had men elders vandaan moeten halen.’
Opvallend is ook dat het kabinet met dit plan opnieuw kiest voor nivellering. Lastenverzwaringen troffen hogere inkomens relatief harder dan lagere. Ook werden fiscale voordelen inkomensafhankelijk gemaakt. Bij het verdelen van de meevallers dit jaar profiteren werkenden met een laag inkomen relatief meer dan hoge inkomens.
Elsevier nummer 36, 5 september 2015