Techwereld alleen voor mannen? Deze vrouwen grepen hun kans

'Mark Janssen'

Mannen domineren de technologiewereld. Veel vrouwen denken nog steeds dat je moet kunnen programmeren voor een baan in de IT. Maar de sector is veranderd en biedt juist kansen. Het toverwoord: rolmodellen.

Wat is dat toch met Nederlandse vrouwen en technologie? Het wil maar niet boteren tussen die twee. Het overgrote deel van de start­ups (waarin technologie vaak een grote rol speelt) wordt opgericht door mannen. Slechts 10 procent van het IT-personeel in Nederland is vrouw, meldt VHTO, het overheidsbureau dat vrouwen moet enthousiasmeren voor techniek.

Als een bedrijf al vrouwelijke programmeurs of softwareontwikkelaars in dienst heeft, blijken ze vaak  afkomstig uit het buitenland.

Het aantal studenten – jongens én meisjes – in bètatechniek (zie ‘Een keur aan begrippen’ op deze pagina) is sinds 2000 weliswaar toegenomen, maar van de afgestudeerden in bèta of techniek is nog steeds slechts 22 procent vrouw, ondanks vele overheidscampagnes als ‘Kies exact’. Die dateert alweer van bijna dertig jaar geleden. Van alle afgestudeerden in het wetenschappelijk onderwijs is 52 procent vrouw.

In vergelijking met andere landen uit de Europese Unie bungelt Nederland onderaan als het gaat om de instroom van vrouwelijke studenten in wis-, natuur- en scheikunde en informatica: in 2012 was dat 22,6 procent. Dat is flink lager dan in Duitsland (35,1 procent), Zweden (42,4 procent) en Italië (51,9 procent), blijkt uit cijfers van Eurostat.

Dat terwijl de vraag naar IT’ers de komende jaren flink zal toenemen. Niet alleen naar hen. Ook bij ‘gewone’ beroepen is steeds vaker kennis van technologie nodig. Denk bijvoorbeeld aan zorgpersoneel dat steeds meer met IT-apparatuur werkt. Marketeers zijn er in overvloed, maar er is nu vooral vraag naar digitale marketeers, mensen die snappen hoe je bijvoorbeeld sociale media succesvol gebruikt om je product te verkopen. Die zijn schaars.

In andere landen is het aantal afgestudeerden in bètatechnische studies hoger, zegt Cocky Booij (56), directeur van VHTO. Er is geen eenduidig antwoord op de vraag waarom Nederland afwijkt, zegt Booij. Het is volgens haar deels cultuurbepaald. ‘Het heeft te maken met stereotiepe denkbeelden. In Nederland is bèta, nog meer dan in andere landen, echt een mannending.’

Zijn meisjes niet gewoon meer alfa en jongens bèta? ‘Nee. Als je jongens en meisjes in aparte groepen laat coderen, zoals programmeren ook wordt genoemd, zijn de verschillen binnen de groepen groter dan die tussen de groep jongens en de groep meisjes.’

Onzekerder

Uit internationaal onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, blijkt volgens Booij dat Nederlandse jongens en meisjes ‘redelijk hoog’ presteren op bètatechnische vakken. ‘Meisjes doen daarbij niet onder voor jongens.’ Ze zijn wel onzekerder.

‘Een meisje zegt na zo’n een test: “Ik heb goed gegokt.” Een jongen zegt dat hij het goed heeft gedaan.’ Ook op school hebben veel leraren (m/v) nog steeds de neiging meisjes in de alfahoek te duwen. Niet onlogisch, want Nederlandse meisjes scoren – ook internationaal vergeleken – hoog bij talen. ‘Maar dat wil niet zeggen dat ze slecht zijn in bèta, daarop scoren ze ruime voldoendes,’ zegt Booij.

Neelie Kroes (74), oud-eurocommissaris Digitale Agenda, is sinds dit jaar het boegbeeld van StartupDelta, een overheidsini­tiatief dat Nederland als Europees centrum voor innovatieve startende ondernemingen promoot. Zij ziet dat vrouwen in technologische start-ups ‘veel minder aanwezig zijn’. De reden, volgens haar: ‘Kennelijk praten we meisje aan dat het niet sexy is.’

Kroes, die ervoor pleit om coderen als verplicht vak op scholen in te stellen, denkt dat meisjes nu nog onvoldoende weten wat er met technologie kan. ‘Ze moeten af van hun koudwatervrees.’

Om dat voor elkaar te krijgen, is volgens Kroes en de andere geïnterviewden de inzet van  ‘rolmodellen’ belangrijk: vrouwen met een ‘techbaan’ die laten zien wat ze doen, zodat meisjes en vrouwen een voorbeeld hebben. VHTO laat vrouwelijke professionals uit bètatechniek en IT op scholen langsgaan om voorlichting te geven.

VHTO beschikt daarvoor over een grote database, Spiegelbeeld,  met techvrouwen. Zo kunnen meisjes zien wat mogelijk is. ‘Je kunt niet worden wat je niet kent,’ zegt Booij.

Nederland loopt op het gebied van opleidingen achter, zegt Geke Rosier (48), initiatiefnemer van de CIAO-academy, een een­jarige opleiding voor werkende, hoogopgeleide vrouwen. Die biedt een combinatie van IT, bedrijfskunde en persoonlijke vaardigheden – iets wat volgens Rosier nodig is omdat IT en andere afdelingen in een bedrijf steeds meer integreren.

De IT-branche kampt vooral met een imagoprobleem, vindt Rosier. ‘Het imago is nog steeds supernerderig. Vrouwen denken nog steeds dat je voor een baan in de IT moet kunnen programmeren. Dat was vroeger zo, maar nu gaat het vaak om het toepassen van IT: wat kun je ermee in het dagelijks leven, betalen met je telefoon bijvoorbeeld.’ Dat biedt kansen voor vrouwen.

‘IT-producten die door vrouwen zijn ontworpen, zijn gebruiksvriendelijker, blijkt uit onderzoek. Mannen zijn innovatiever. Samen staan ze dus sterker.’

Corinne Vigreux (50), medeoprichter van de Nederlandse bouwer van navigatieapparatuur TomTom, gelooft sterk in de kracht van gemengde teams. ‘Bij productontwikkeling zijn vrouwen creatiever dan mannen,’ merkt  Vigreux in haar eigen bedrijf. ‘Ze hebben een andere manier van kijken. Daarom zijn ze hard nodig.’

Ook bij TomTom zijn de techvrouwen nog een grote minderheid. ‘Maar ik zie verandering,’ zegt Vigreux optimistisch. ‘Rolmodellen helpen daarbij.’ Zelf is ze dat als oprichter van wat uitgroeide tot een beursgenoteerd miljoenentechbedrijf uiteraard ook.

‘Over een paar jaar zijn alle bedrijven technologiebedrijven. Wie niet snapt hoe technologie werkt, mist dan de boot,’ zegt Janneke Niessen (37), medeoprichter en CIO (chief information officer, ofwel directeur innovatie) van Digital Improve, een platform voor uitgevers om de advertentieverkoop te automatiseren.

Niessen probeert vrouwen aan te zetten om te ondernemen ‘in de technologie’ zoals zij dat graag noemt. ‘Bij IT denk je alleen aan programmeren en coderen. Terwijl het vakgebied veel meer biedt dan dat.’ Zij merkte dat veel meisjes dat niet beseffen. ‘Meisjes denken dat technologie niets voor hen is. Ze willen “iets crea­tiefs” doen. Dankzij technologie kun je juist creatief zijn.’ Om hun te laten zien dat technologie niet eng, maar leuk is, lanceerde ze in juni een boek over een tienermeisje dat een mode-app ontwikkelt.

Elektrostylist

Ook voor de vrouwen (en mannen) die niet zo bèta zijn ingesteld, zijn er genoeg mogelijkheden. ‘Omdat het aantal gebruikers van ICT-producten toeneemt én ICT-producten steeds complexer worden, ontstaat behoefte aan vertalers van producten naar gebruikers,’ schreef uitkeringsinstantie en werkbemiddelaar UWV vorig jaar september in een rapport over de ICT-sector.

Zij moeten volgens het UWV beschikken over ‘uitstekende sociale en communi­catieve vaardigheden én een vertaalslag kunnen maken tussen ICT-ontwikkelaar en ICT-­gebruiker’. Daarbij ontstaan nieuwe functies die ‘nauw samenhangen met technologische ontwikkelingen als big data en 3D-printing en met de behoefte om meer in te spelen op de klantwensen’, staat in het rapport.

Als voorbeeld noemt het UWV de elektrostylist: iemand die je uitlegt wat er allemaal mogelijk is met domotica – huisautomatisering.

De vier hierboven geportretteerde ‘techvrouwen’ zijn niet allemaal even bèta. Dat is niet erg. Je hoeft het allemaal niet zelf te kunnen, als je het maar begrijpt, zeggen zij. Niessen vergelijkt het met een architect. ‘Die hoeft het huis dat hij ontwerpt niet zelf te kunnen bouwen. Dat doet de aannemer. Om een goed ontwerp te kunnen maken, moet hij wel snappen hoe de aannemer werkt.’ Maar wie het aankan, moet zeker voor een bètastudie kiezen. ‘Een studie waarbij je leert denken in patronen, zoals wiskunde, en ook biologie, geeft je een voorsprong,’ zegt Rosier.

Vigreux weet uit ervaring dat het uit de grond stampen van een technologiebedrijf niet eenvoudig is. ‘Het is heel hard werken. En je moet doorgaan.’ De Française, die al twintig jaar in Nederland woont en werkt, denkt dat de hier heersende parttime-werkcultuur ook een reden is dat zo weinig vrouwen een start-up beginnen. ‘Nederlandse vrouwen werken vrijwel allemaal in deeltijd. En zeker in de beginfase moet je vaak dag en nacht beschikbaar zijn.’

‘Ik zie getalenteerde vrouwen in start-ups. Maar vrouwen zijn over het algemeen nu eenmaal risicomijdend en minder geneigd het van de daken te schreeuwen als ze iets hebben bereikt,’ zegt Kroes. ‘Terwijl een start-up één groot risico is.’  Niet iedereen hoeft een onderneming te beginnen. ‘Ook als werknemer kun je je nuttig maken. Maar je hebt hoe dan ook technologische kennis nodig om straks een baan te vinden.’

Elsevier nummer 38, 19 september 2015