VEH-directeur: ‘Er is geen sprake meer van dé huizenmarkt’

''

Eén jaar is Cindy van de Velde-Kremer (43) directeur van Vereniging Eigen Huis. Hoewel de huizenmarkt langzaam opkrabbelt, ziet
ze nog genoeg werk voor de vereniging.

‘Het idee dat je met elkaar meer kunt bereiken dan alleen spreekt me erg aan,’ vertelt Cindy van de Velde, sinds september 2014 algemeen directeur van Vereniging Eigen Huis (VEH). Voordat ze Marlies Pernot opvolgde bij VEH was ze verantwoordelijk voor de retail-afdeling van The Greenery, een coöperatie van groente- en fruittelers. Daarvoor werkte ze bij Friesland Foods (nu FrieslandCampina), ook een coöperatie.

Bij haar aantreden trof Van de Velde een groeiende organisatie met meer dan 700.000 leden, waarmee VEH na de ANWB de grootste belangenvereniging voor consumenten in Nederland is. VEH staat haar leden collectief bij door te lobbyen in Den Haag, en individueel met onder meer hypotheekadviezen en bouwkeuringen. ‘Elke dag nemen onze leden in totaal zo’n duizend maal contact op met onze 185 mensen,’ vertelt ze ­geëngageerd.

Gek is dat niet, want de overheid bewees zich de laatste jaren als onvoorspelbare  partner voor huiseigenaren: de laatste Prinsjesdag was de eerste in een lange reeks waarin huizenbezitters niet onaangenaam werden verrast. Deze keer was er zelfs euforie: er werd gesproken over economisch herstel en een aantrekkende huizenmarkt.

‘Het gaat inderdaad beter, maar niet voor iedereen. Je kunt niet meer spreken van dé huizenmarkt. Woon je in een krimpregio als delen van Limburg en Groningen, dan merk je weinig van het herstel.’

Strengere normen

Het herstel is bovendien broos, merkt Van de Velde op. ‘De markt is vooral weer op gang gekomen door de historisch lage hypotheekrente. Tegenover die rente staan allerlei maatregelen.’ Ze noemt die het ­’financieel corset’, bijvoorbeeld de steeds strengere normen voor het maximale bedrag dat iemand kan lenen.

De zogeheten loan-to-value-ratio – het deel van de koopsom van een huis dat mensen maximaal mogen ­lenen – zakte dit jaar naar 103 procent van de waarde van het koophuis. Dat moet in 2018 maximaal 100 procent zijn.

‘Zodra de rente stijgt, wordt het voor veel mensen veel lastiger om een huis te kopen. Dat is vooral problematisch voor Nederlanders die te veel verdienen voor een huurhuis in de sociale woningbouw maar nog niet voldoende eigen geld hebben voor een koophuis. Zij zijn aangewezen op de vrije sector, waar huurhuizen schaars en dus duur zijn. Je betaalt maandelijks misschien 1.000 euro huur. Koop je het huis, dan ben je aan de ­hypotheek de helft kwijt.’

Lospeuteren

Ze wijst erop dat die groep, zeker zodra de hypotheekrentes stijgen, tussen wal en schip dreigt te vallen. Door de hogere huurprijzen is het voor hen lastig voldoende te sparen om als eigen inbreng mee te nemen bij het kopen van een eigen huis.

Van de Velde maakt zich ook zorgen over de grotere groep Nederlanders zonder vast werk. In 2014 had ­volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 22 procent van de werkende Nederlanders een tijdelijk dienstverband of werkte als uitzendkracht.

Nog eens 12 procent werkte dat jaar als zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Dat zijn bijna de helft meer flexwerkers dan in 2004. Voor die steeds groter wordende groep is het bijzonder lastig een hypotheek los te peuteren bij de bank.

‘Bij banken lijkt een werkgeversverklaring heilig, waarin staat dat je – liefst voor onbepaalde tijd – in dienst bent en een x-bedrag per maand verdient. Daarom moet je als jonge hoogopgeleide met een inkomen van bijvoorbeeld 40.000 euro per jaar aan dezelfde leennormen voldoen als iemand van 58 met hetzelfde inkomen en een middelbare opleiding. Terwijl iedereen snapt dat beide personen heel andere perspectieven hebben. Wij vinden dat er meer moet worden gekeken naar de toekomst.

‘Ik ben mijn carrière begonnen in human resources. Daar wordt op een andere manier gekeken. Komt iemand solliciteren, dan inventariseer je wat hij in huis heeft en wat nog kan komen. Dat is bij een hypotheek natuurlijk lastiger, maar op die manier denken, zou beter zijn.’

De vereniging begon daarom vorig jaar een proef met hypotheekverstrekker Obvion en uitzendbureau Randstad. Wie via Randstad werkt, maakt na een jaar kans op een ‘perspectiefverklaring’, waarin staat of het uitzendbureau verwacht dat hij zijn inkomensniveau in de toekomst kan handhaven. Daarbij wordt ook gekeken naar opleiding en de branche waarin iemand werkt.

Timmermansoog

De proef bleek succesvol: ook wie via uitzenders Tempo Team en Yacht werkt, maakt nu kans op zo’n perspectiefverklaring. Maar is zo’n ‘timmermansoog’ bij hypotheekadviseurs en banken in het verleden niet juist de reden geweest waarom veel huishoudens nu in de problemen zitten met veel te hoge hypotheken?

‘We hebben bij VEH altijd gewaarschuwd voor te veel lenen, maar we zitten tegenwoordig in een heel andere situatie. Mensen lossen vanaf dag één verplicht af en de leennormen zijn flink aangescherpt. Hypotheken van 120 procent van de woningwaarde zijn niet meer aan de orde. Ik durf wel te stellen dat een perspectiefverklaring ­iemands toekomst beter voorspelt dan enkel een werkgeversverklaring.’

Elsevier nummer 41, 10 oktober 2015