De meeste Nederlanders gaan er volgend jaar op vooruit, meer nog dan op Prinsjesdag werd voorspeld. De gemiddelde koopkracht stijgt met 1,8 procent.
Dat is zo’n 800 euro per huishouden per jaar, schrijft minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) woensdag in een brief aan de Tweede Kamer.
Zo’n stijging is sinds 2006 niet meer voorgekomen. Maar wie profiteren ervan, en wie niet? Een overzicht.
* Het blijkt dat vooral werkenden met een lager inkomen hun financiële situatie zien verbeteren. Hun koopkracht gaat fors omhoog. Dat komt onder meer door de belastingverlagingen van 5 miljard die zijn opgenomen in het Belastingplan. Dat plan kon onlangs tóch nog op goedkeuring rekenen van D66. Dinsdag is het aangenomen door het parlement. Neem een alleenstaande met minimumloon: deze gaat er in de nieuwste cijfers 5,8 procent op vooruit.
* Werknemers ontvangen in 2016 gemiddeld bijna 1.200 euro meer. Hun koopkracht stijgt met 3 procent. Een alleenverdiener met kinderen en met modaal inkomen stijgt 2,5 procent, bij twee keer modaal is de procentuele toename 0,8 procent. Dus hoe meer je verdient, hoe minder je erbij krijgt.
* Ook alle tweeverdieners zien hun koopkracht toenemen: de stijging varieert van 1,9 tot 4,3 procent.
* Ook mensen met een uitkering en AOW’ers gaan profiteren, gemiddeld met 0,7 procent.
90 procent van de Nederlanders profiteert, aldus Asscher. Maar er zijn ook mensen die geen positief effect zullen merken – of zelfs in hun koopkracht dalen.
* Voor gepensioneerden met een aanvullend pensioen of vermogen kan het volgend jaar tegenvallen. Dat is volgens het kabinet onder meer te wijten aan hogere inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering (Zvw).
* Personen die rond de 60.000 euro verdienen, zullen op hun loonstrookje zien dat ze er zeker iets op achteruitgaan. Zij ontvangen minder belastingkorting als gevolg van de afbouw van de algemene heffingskorting.
De loonstijging wordt niet aan iedereen in januari al toegekend, is te lezen in de brief. Dit is allemaal wel meegenomen in de koopkracht. De loonstrookjes zijn daardoor iets minder gunstig dan de koopkrachtcijfers.