Is Nederland een verfoeilijk belastingparadijs voor grote bedrijven als Shell, IKEA of Starbucks? Welnee. Dit land heeft voor ondernemingen juist een goed functionerend belastingsysteem, met regels en verdragen waaraan vele decennia is geschaafd. Door die inspanning heeft Nederland een concurrentievoordeel ten opzichte van veel andere landen. Dat voordeel is niet iets om af te breken, het is iets om te koesteren.
Eind negentiende eeuw is de voorloper van de vennootschapsbelasting geïntroduceerd. Maar die wetgeving zorgde voor problemen. Nederlanders zijn reizigers en handelaren (u weet wel, die VOC-mentaliteit).
Veel ondernemingen hadden ook toen al buitenlandse filialen. Door de nieuwe wetgeving zouden winsten van bedrijfsonderdelen die al in het buitenland werden belast, ook nog een keer in Nederland worden belast.
Geen dubbele belasting
Daarom werd besloten dat winsten van dochterbedrijven van Nederlandse ondernemingen in het buitenland niet langer hier zouden worden belast. Om dubbele belastingheffing te voorkomen, sloot de overheid ook belastingverdragen met andere landen. In de loop der tijd zijn 94 overeenkomsten gesloten.
Doordat dit stelsel van verdragen complexe materie vormt, ontstond veel werk voor fiscalisten en juristen. Zo vormde zich de zogeheten trustsector: trusts zijn ondernemingen die ervoor zorgen dat bedrijven hun weg vinden in alle internationale fiscale wetgeving. Uiteraard betekent dat ook (want dat is nu eenmaal wat fiscalisten doen) dat bedrijven zo min mogelijk belasting betalen.
Belastingdienst helpt
Ook de Belastingdienst helpt. Bedrijven willen niet elk jaar opnieuw in de onzekerheid verkeren dat hun belastingaangifte kan worden afgekeurd. Daarom kunnen ze een zogenoemde ruling sluiten met de fiscus. Dat is een afspraak over hoe belastingwetten worden toegepast, en die is vier jaar geldig. Voor ondernemingen is dat prettig, voor de Belastingdienst is het efficiënt werken.
Wat is nu het probleem? Vorige week zei Diederik Samsom (PvdA) dat in Nederland ‘te weinig belasting’ wordt geheven op geld dat buitenlandse ondernemingen door Nederland sluizen. Nederland is volgens de PvdA-leider een belastingparadijs, en dat is ‘slecht’.
Probleem?
Geld wordt in een internationale economie nu eenmaal de wereld rondgesluisd – en Nederland heeft hierin een belangrijke positie verworven. Zo sloten Nederland en de Verenigde Staten een belastingverdrag om kapitaalstromen te vergemakkelijken. Dit heeft ertoe geleid dat Nederland een van de grootste investeerders in de Verenigde Staten is, omdat geldstromen uit de hele wereld via Nederland naar Amerika gaan.
Daar is niets mis mee. Nederland verwijten dat het een efficiënte fiscale infrastructuur heeft is net zoiets als de Rotterdamse haven verwijten dat het een goede infrastructuur heeft om spullen door te voeren.
Natuurlijk zullen verdragen weleens aanpassing behoeven en zullen in rulings weleens fouten worden gemaakt. Maar dat betekent niet dat het systeem op de helling moet, zoals bijvoorbeeld ‘Europa’ graag zou willen: die ziet het liefst dat er fiscale eenheidsworst komt. Als landen als Nederland minder concurrerend worden ten opzichte van, pak ’m beet, Frankrijk, dan is dat goed voor de hele Europese Unie, zo is het idee. Niet dus.
Het levert wat op
Buitenlandse vennootschappen en trustkantoren betalen jaarlijks naar schatting tussen de 500 miljoen en 1 miljard euro belasting. Daarnaast hebben trustkantoren zo’n 2.200 werknemers en verdienen daarnaast zo’n 1.300 notarissen, accountants en andere professionals goed geld aan deze sector. Zonder die sector en alle inspanningen van decennia zouden de burgers nog meer belasting betalen