Het was genoegzaam bekend dat de Europese economie er niet goed voor staat. Dus we moeten niet schrikken van tegenvallende groeicijfers.
De beurzen gingen hard onderuit de afgelopen maand. De AEX verloor ruim 10 procent van zijn waarde, de olieprijs kelderde naar 86 dollar (68 euro) – de eerste keer in vier jaar dat de prijs onder de 100 dollar staat – en de euro verloor in een maand ruim 2 procent van zijn waarde tegenover de dollar.
Beleggers zijn bezorgd, over ebola, over terrorisme, over een kopersstaking in de Verenigde Staten en vooral: over een mogelijke recessie in Duitsland.
Over de Duitse economie zijn wat zorgwekkende cijfers verschenen. De economie kromp – heel licht, dat wel – in het tweede kwartaal. De industriële productie daalde met 4 procent in augustus, ongekend hard.
Geen verrassing
Omdat Duitsland wordt gezien als de locomotief van de Europese economie, is een scenario van economische stagnatie in Europa waarschijnlijker geworden, met alle gevolgen van dien voor de wereldhandel, de waarde van de euro én de Nederlandse economie.
Maar het blijft een ‘glas-is-halfvol’-kwestie. Dat de Europese economie er niet goed voor staat, was genoegzaam bekend. Niemand verwachtte hoge groeicijfers, dus dat Duitsland wat slechter draait, hoeft niet als een verrassing te komen.
Eerder lijkt het alsof beleggers wat te ver voor de muziek uitliepen. De AEX steeg sinds 2012 met ruim 30 procent, terwijl de economische groei in Nederland – of in Europa – nauwelijks boven de 1 procent uitkomt. Dan is het logisch dat bij wat slecht nieuws er even pas op de plaats wordt gemaakt.