Met beursgang kan ABN AMRO weer een normale bank worden

'ANP'

ABN AMRO kan met de beursgang weer een normale bank worden, die geheel op eigen kracht moet functioneren. Want zolang dé bank een staatsbank is, zullen de belangen van bank en overheid altijd op gespannen met elkaar staan.

Zo, is het eindelijk zo ver. ABN AMRO gaat naar de beurs, besliste het kabinet vandaag. Vanaf het vierde kwartaal wordt de bank in stukjes aan beleggers verkocht. In eerste instantie behoudt de overheid de meerderheid van de aandelen.

‘Volksbank’

Dat is goed nieuws. Nu kan ABN AMRO op termijn weer een normale bank worden, die geheel op eigen kracht moet functioneren. Zolang dé bank een staatsbank is, zullen de belangen van bank en overheid altijd op gespannen met elkaar staan.

Het plan was altijd geweest om ABN AMRO weer te verkopen, maar linkse partijen speelden intussen graag met het absurde idee om van ABN AMRO een ‘volksbank‘ – de term is van de SP – te maken, die alleen maatschappelijk verantwoorde dingen doet en vooral geen megasalarissen betaalt.

Stokpaardjes

Lukte dan niet, dan was het staatsbezit van ABN AMRO nog altijd een mooie gelegenheid om politieke stokpaardjes uit te venten.

Zie de gênante toestand over de salarisverhogingen voor de ABN-top in april, toen minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem (PvdA) de beursgang tijdelijk afblies. Overigens: zowel gênant voor de politici met scoringsdrift als voor de hebberige bankbestuurders.

Kopschuw

Nu is er geen bewijs dat een door de staat gerunde bank beter is voor de economie dan een commerciële bank. Het kan zelfs omgekeerd werken.

ABN AMRO verdiende de afgelopen jaren nogal wat geld, doordat het met andere grootbanken hoge hypotheekrentes rekende. Goed voor de staat, die een hoog dividend incasseerde. Slecht voor huizenbezitters, en dus de economie als geheel.

Net zo goed kunnen politieke controverses, zoals rondom de bestuurderssalarissen bij de bank, ertoe leiden dat potentiële beleggers kopschuw worden.

Liever geen politieke spelletjes met hun bezit als inzet. Dat leidt tot een lagere opbrengst bij verkoop, wat weer ten kostte gaat van degene die het salaris van de volksvertegenwoordigers betaalt: de belastingbetaler.

Kortom: snel verkopen en niet omkijken.