Hebben overmoedige CEO’s wel geleerd van de wilde jaren?

'AFP'

Fusies en overnames lopen maar al te vaak uit op teleurstellingen. Laat de baas zich bij grote deals te veel leiden door zijn eigen ego, zijn ijdelheid en zijn afgunst?

Veel bedrijven zijn weer op jacht om andere bedrijven te kopen. In de Verenigde Staten lijkt 2015 een nieuw recordjaar te worden voor bedrijfsovernames. Ook bij ons is het druk op de bedrijvenmarkt.

Shell is bijvoorbeeld bezig het Britse gas­bedrijf BG over te nemen voor zo’n 64 miljard euro – de grootste overname in de energiesector in tien jaar. En Ahold neemt voor ruim 9 miljard euro de Belgische supermarktketen Delhaize over.

Waarom kopen bedrijven eigenlijk zo graag andere bedrijven op? Fusies en overnames lopen immers maar al te vaak uit op teleurstellingen. De beoogde voordelen en rendementen worden vaak niet gehaald. Dikwijls worden de dure aankopen na enige tijd weer met verlies van de hand gedaan.

Volgens de Utrechtse overnameprofessor Hans Schenk kosten zeven van de tien overnames meer geld dan ze opleveren. Vijftien procent van de overnames loopt uit op een debacle. En slechts in 15 procent van de gevallen worden overnames in meer of mindere mate een succes, door toename van marktaandeel of een hoger rendement.

Bedrijven nemen dus een hoog risico door andere bedrijven over te nemen. Waarom zou je andere bedrijven kopen als de ervaring uitwijst dat het heel vaak misgaat? Nu is het persoonlijk risico voor een directievoorzitter van een beursgenoteerde onderneming uiteraard beperkt.

Door andere bedrijven te kopen, geeft de kopende directievoorzitter, de CEO, in feite geld van aandeelhouders uit, waarbij hij het risico neemt dat althans een deel van het geld van die aandeelhouders verloren raakt. Zelf loopt de CEO niet bijster veel risico. En vooral als het goed uitpakt, kan de CEO rekenen op extra opties en bonussen.

Overmatig optimisme

Oliver Spalt van de Tilburgse universiteit en Christoph Schneider van de universiteit van Mannheim onderzochten wat directievoorzitters beweegt om almaar op overnamepad te gaan. Zij stellen dat CEO’s te veel op hun in­tuïtie varen bij aankopen ‘en al doende aandeelhouderswaarde vernietigen’.

CEO’s steken systematisch te veel geld in overnames die misschien een hoog rendement genereren, en houden te weinig rekening met de kans dat het daar helemaal niet van komt. Een kleine kans op een groot succes krijgt vaak de voorkeur boven een grote kans op een gemiddeld succes.

Het was al bekend dat directievoorzitters worden geleid door overmatig optimisme over hun eigen intuïtie. Dat is niet zo vreemd, want als ze weinig zelfvertrouwen hadden gehad, waren ze waarschijnlijk nooit aan de top van een onderneming beland.

Of ze daarmee ook de meest aangewezen persoon zijn om een onderneming te leiden, staat daarmee niet vast. Of ze daarnaast ook nog de beste kwaliteiten hebben om andere bedrijven te kopen, is al helemaal twijfelachtig.

Spalt en Schneider constateren dat de kans op riskant aankoopgedrag het grootst is bij jonge, druistige bazen in bedrijven waar de CEO zo’n beetje in zijn eentje de baas is.

Ze voegen eraan toe dat er statistisch gezien ook riskanter wordt aangekocht als het hoofdkantoor zich in overwegend katholieke steden bevindt. De katholieke kerk oordeelt traditioneel luchtiger over gokken dan de protestantse.

Boekhoudschandaal

Ander onderzoek laat zien, dat het ook voorkomt dat directievoorzitters juist aan het eind van hun loopbaan nog een grote slag willen slaan en daarbij niet al te veel oog hebben voor de kans dat het de aandeelhouders geld gaat kosten. Hoe dan ook: het ego van de baas – ijdelheid, afgunst – speelt een grote rol bij overnames.

Nederlandse bedrijven, en dan vooral hun aandeelhouders, hebben in elk geval leergeld betaald na de wilde jaren voor de eeuwwisseling, toen bedrijven als Ahold, ING, ABN AMRO en AEGON voor honderden miljarden guldens aankopen deden in markten, vooral in de Verenigde Staten, die ze niet goed kenden. En KPN kocht zich een vlucht naar voren in Duitsland en België.

Bij Ahold eindigde het in een boekhoudschandaal, ING, ABN AMRO en AEGON moesten linksom of rechtsom worden gered door de Nederlandse belastingbetaler. Gasunie kocht voor rekening van Nederlandse belastingbetalers voor veel te veel geld Duitse pijpleidingen. KPN was bijna failliet en moest op bescheidener voet verder.

Het kan natuurlijk zijn dat ervan geleerd is, van de voorgaande woeste jaren. Maar vast staat dat niet.

Elsevier nummer 31, 1 augustus 2015