In plaats van steeds maar weer de AOW-leeftijd te verhogen om geld te besparen, is het beter meer mensen te betrekken bij de financiering van de AOW. En een zuiniger overheid zou ook helpen.
Vroeger had je één zekerheid in het leven, en dat was dat je vanaf je 65ste jaar AOW kreeg. Dit staatspensioen is ooit ingevoerd om armoede onder bejaarden tegen te gaan. Een streven dat is gelukt.
Inmiddels ligt de AOW-leeftijd niet meer vast. Gedurende je leven schuift de leeftijd steeds wat op, aangezien een koppeling is gemaakt met ‘de toename van de levensduur’. Over enige tijd krijg je pas AOW als je 71,5 jaar bent.
Bovendien kan de overheid de AOW-leeftijd naar believen op elk moment verhogen. De zekerheid van weleer is tegenwoordig uiterst onzeker. Er zijn zelfs mensen die daar ziek van worden, stond laatst in Elsevier.
Voordeel
Dat lijkt wat overdreven, maar is wel begrijpelijk. Als je niet weet wanneer je AOW ingaat, is het lastig de laatste fase van je leven te plannen. Denk je net genoeg gespaard te hebben om iets eerder met pensioen te gaan, verlengt de overheid de AOW-leeftijd met een paar maanden.
Het argument voor de verhoging van de AOW-leeftijd is dat mensen ouder worden en dus langer kunnen doorwerken. Inderdaad treft deze maatregel – door de koppeling van de AOW-leeftijd aan de pensioenleeftijd – vooral mensen die werken. Niet de mensen die toch al niet werken. Hun eventuele uitkering loopt gewoon wat langer door. Een voordeel als die uitkering hoger is dan de AOW.
In plaats van steeds maar weer de AOW-leeftijd te verhogen om geld te besparen, is het beter meer mensen te betrekken bij de financiering van de AOW. Met andere woorden, meer mensen moeten aan de slag, opdat meer mensen belasting gaan betalen. Wat ook helpt: een zuiniger overheid.
Elsevier nummer 32, 8 augustus 2015