Van ‘koers houden’ is bij het kabinet, zo blijkt uit de Miljoenennota 2015, geen sprake. Eerder van zwabberen.
Het tweede kabinet-Rutte opereert niet zo veel anders dan de kabinetten-Lubbers, de kabinetten-Kok en de kabinetten-Balkenende. Bij het aantreden wordt de crisisstemming benadrukt en worden bezuinigingen en lastenverzwaringen (het ‘zuur’) doorgevoerd. Met verkiezingen in het zicht worden vervolgens (‘het zoet’) de teugels gevierd.
Het voordeel van deze aanpak is dat het enige moment – direct na verkiezingen – wordt benut waarop de altijd groeiende overheidsuitgaven kunnen worden afgeremd. Maar lastenverzwaringen richten economische schade aan, die naderhand slechts moeizaam kan worden hersteld.
De kabinetten-Rutte waren zo gefixeerd op de missie om het begrotingstekort onder het ‘Brusselse’ plafond van 3 procent te brengen, dat daarvoor ook haastige lastenverzwaringen zijn ingezet. Die bedragen 20 miljard euro op jaarbasis.
Nu het begrotingstekort onder de 3 procent is gezakt, blijkt de obsessie met het begrotingstekort verdwenen. Ten onrechte, omdat de op zich redelijke economische ontwikkeling (2 procent groei of iets meer) hoogst kwetsbaar blijft. Bij de eerste de beste tegenwind zit het begrotingstekort zo weer boven de 3 procent.
Bovendien luidt de Europese afspraak niet alleen dat het tekort onder de 3 procent moet blijven, maar dat het naar nul moet. Dat is ook zonder druk van Brussel beter, willen de overheidsfinanciën houdbaar blijven.
In plaats daarvan laat het kabinet-Rutte het tekort juist weer oplopen, door ondanks de beduidend lagere aardgasinkomsten wel extra uitgaven toe te staan (ambtenarensalarissen, kinderopvang, zorg, defensie) en lastenverlichting (vooral voor werkenden) te introduceren. Wat er ook van te zeggen valt: van ‘koers houden’ is geen sprake. Eerder van zwabberen.
Slimmigheidje
Zonder de Prinsjesdag-maatregelen zou het begrotingstekort vrijwel zijn weggewerkt, maar nu wordt in 2016 een tekort van 1,4 procent verwacht. Met de recordhoge overheidsschuld wordt geen rekening gehouden, terwijl die bij een onvermijdelijke rentestijging een gigantisch blok aan het been wordt voor overheidsfinanciën, economie en werkgelegenheid.
Als de Miljoenennota voor 2016 al geen feestbegroting is, dan is het in elk geval een verkiezingsbegroting. Het kabinet wil de rit uitzitten tot de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 en hoopt dan te kunnen scoren met een opgeveerde economie.
Er zit ook nog een tactisch slimmigheidje bij: oppositiepartijen zullen er weinig belang bij hebben een kabinet te laten vallen dat aan het uitdelen is geslagen.
Laten we niet vergeten dat de economie dan wel weer de omvang heeft van die van voor de crisis van 2008, maar dat er tussentijds een half miljoen Nederlanders zijn bijgekomen. Per hoofd van de bevolking is de economie nog steeds 3 procent kleiner dan voor de crisis. En dat is mede te wijten aan het zwalkende overheidsbeleid.
Laten we ook niet vergeten dat een lastenverlichting van 5 miljard euro uiteraard aantrekkelijk is, maar slechts een kwart bedraagt van de eerder doorgevoerde lastenverzwaringen. Het kabinet zette de rem op de koopkracht toen die een impuls had kunnen gebruiken en geeft gas nu het economisch gezien minder voor de hand ligt.
Elsevier nummer 38, 19 september 2015