Het Amsterdamse Gerechtshof vindt dat ING beter duidelijk had moeten maken wat de risico’s zijn van de allowance facility.
ING Bank moet van het Amsterdamse Gerechtshof een rentecontract ontbinden dat de bank in 2008 afsloot met jeansondernemer Jan Peters. Wegens ‘dwaling’, oordeelt het Hof. De bank had vooraf grondiger moeten toetsen of Peters – een ‘niet-professionele marktpartij’ – snapte waarvoor hij tekende.
Peters sloot in 2008 een lening af van 13,5 miljoen euro, waarbij hij de variabele rente via een zogeheten renteswap voor een lange periode inruilde voor een vaste rente van 4,45 procent. Op uitdrukkelijk verzoek van ING dekte Peters zich met dit complexe product in tegen een mogelijke stijging van de variabele rente in de toekomst. Zo’n renteswap komt doorgaans met gesloten beurzen tot stand, en aan het eind van de looptijd van de lening wordt de swap weer kosteloos ontbonden.
Zo’n renteswap kan tijdens de looptijd tijdelijk een positieve of een negatieve waarde krijgen. Als de variabele rente na 2008 inderdaad was gestegen, had de swap een positieve waarde gekregen. Maar door de financiële crisis en het rentebeleid van de Europese Centrale Bank daalde de variabele rente juist sterk. Daardoor kreeg de renteswap voor Peters een sterk negatieve waarde.
Negatieve waarde
Als Peters echter elk jaar keurig 4,45 procent rente was blijven betalen, had hij niets gemerkt van die tijdelijk negatieve waarde van de swap. Maar Peters wilde voortijdig zijn lening bij een andere bank onderbrengen, zeer waarschijnlijk om te profiteren van de lage rente. Toen kreeg hij uiteraard een moeilijk gesprek met ING.
In de regel moeten ondernemers die een renteswap afsluiten een soort borg storten zodra de swap tijdelijk een negatieve waarde krijgt. In het geval van Peters schoot ING deze borgstelling voor in de vorm van een zogeheten allowance facility, een soort renteloze lening, die aan het eind van de looptijd van de swap op nul euro wordt gesteld.
Maar als Peters de swap vóór het eind van de looptijd zou ontbinden, dan zou hij de hoofdsom van de renteloze lening wel aan de bank moeten terugbetalen. Hierin zit de kern van het conflict tussen Peters en ING en daarover gaat het arrest van het Amsterdamse Hof. Het Hof vindt dat ING beter duidelijk had moeten maken wat de risico’s zijn van deze allowance facility.
Het Hof gaat hiermee behoorlijk ver. De allowance facility is goed te vergelijken met de boeterente die iemand moet betalen als hij een hypotheek met een lange vaste rente wil oversluiten voordat de rentevaste periode is afgelopen.
Boeterente
Als Peters in 2008 – in plaats van een lening met renteswap – gewoon een hypotheek had afgesloten met een vaste rente voor twintig jaar, dan had hij ook een enorme boeterente voor zijn kiezen gekregen als hij vandaag zijn hypotheek bij een andere bank had willen onderbrengen. Geen enkele rechter zou die boeterente dan verbieden.
ING bestudeert de uitspraak. De kwestie zal wellicht bij de Hoge Raad belanden. Het is te hopen dat het hoogste rechtscollege dan tot een genuanceerder oordeel komt. Nog eens 17.000 ondernemers hebben renteswaps bij ING, Rabobank en ABN AMRO. Die swaps hebben nu een gezamenlijke negatieve waarde van zo’n 2,7 miljard euro. Die verdwijnt vanzelf, tenzij de ondernemers allemaal hun contract openbreken – met het arrest van het Hof in de hand. Die strop verdienen de banken niet.
Elsevier nummer 39, 26 september 2015