Ooit was 70 procent van het laatste salaris de norm voor een goed pensioen. Inmiddels is dat niet meer zo. Hoeveel heeft u dan wel nodig?
Met een kort zinnetje in het Regeerakkoord nam het kabinet-Rutte II afscheid van de norm voor een goed pensioen die al in de jaren vijftig van de vorige eeuw was geformuleerd. Niet 70 procent van het laatst verdiende salaris, maar 70 procent van het gemiddeld verdiende salaris tijdens de loopbaan moest volgens de coalitiepartijen VVD en PvdA de nieuwe norm worden. Dan zouden de pensioenpremies met circa 9 miljard euro per jaar omlaag kunnen.
De versoberingsdrift van het kabinet voedt het debat over de norm voor een goed pensioen. Eigenlijk was sinds de invoering van de middelloonregelingen (in plaats van eindloonregelingen) in 2004 en 2005 de lagere pensioennorm al geruisloos ingevoerd.
Voor veel werknemers met een gemiddeld carrièrepatroon komt de lagere norm neer op 60 tot 65 procent van het eindsalaris. Omdat gepensioneerden minder inkomstenbelasting betalen dan werkenden, levert de huidige norm een pensioen op van ongeveer 85 procent van het nettosalaris op de pensioendatum.
Of dat voldoende is, is namelijk afhankelijk van veel persoonlijke omstandigheden en ambities. Wie zes keer per jaar met vakantie wil, heeft uiteraard veel meer nodig dan een gepensioneerde die zich liever thuis op vrijwilligerswerk en het verzorgen van de kleinkinderen stort. Gepensioneerden die hun hypotheek bijna, of volledig, hebben afgelost, kunnen van een veel bescheidener pensioen rondkomen dan gepensioneerden die in een dure huurwoning zitten en ook nog twee studerende kinderen moeten onderhouden.
In het algemeen is er een groot verschil tussen de pensioenbehoeften van huurders en huis-eigenaren. Nu de huurliberalisering is doorgevoerd, zullen binnen tien jaar veel alleenstaande gepensioneerden met een bescheiden aanvullend pensioen hun hele AOW-uitkering kwijt zijn aan woonlasten. Ze zullen dan moeten leven van het aanvullend pensioen.
Carrièremakers die kort voor pensionering 150.000 euro bruto verdienden, kunnen vaak rondkomen met minder dan 70 procent, omdat ze tijdens hun loopbaan veelal vermogen hebben opgebouwd dat extra inkomen genereert. Ook bezitten ze vaak een (te) groot hypotheekvrij huis. Zij kunnen hun huis verkopen en een comfortabel appartement aanschaffen of huren. De vrijkomende middelen kunnen dan dienen als extra pensioenvoorziening.
Werknemers die menen dat hun pensioen tekortschiet, kiezen er steeds vaker voor een jaar langer door te werken . Daarmee kunnen ze hun pensioenuitkering ruim 10 procent opschroeven, zo berekenden economen van ING.
Dit artikel stond op 16 november 2013 in weekblad Elsevier.