Nederland is binnen de Europese Unie (EU) hekkensluiter op het gebied van duurzame energie. Toch lijkt het weinig realistisch dat dit met hoge boetes zal worden bestraft. Dit instrument heeft Brussel al lang geleden zelf om zeep geholpen, schrijft Marijn Jongsma.
Elke lidstaat van de EU heeft een eigen duurzaamheidsdoelstelling toegewezen gekregen die dit jaar gehaald moet worden. Voor landen met grote mogelijkheden op het gebied van bijvoorbeeld waterkracht, zoals Zweden, ligt de lat hoger dan voor Nederland. Voor de EU als geheel geldt een doelstelling van 20 procent ‘groene’ energie in 2020. In 2018 stond de teller volgens statistiekbureau Eurostat op 18 procent.
Dankzij de waterkrachtcentrales is het aandeel hernieuwbare energie in Zweden al bijna 55 procent. Ruim boven de nationale doelstelling van 49 procent, zo berekende Eurostat over 2018. Nederland zat dat jaar op een magere 7,4 procent.
Het Planbureau voor de Leefomgeving raamt dat Nederland dit jaar uitkomt op 11,4 procent, dankzij nieuwe windparken en de omstreden bijstook van biomassa. Maar daarmee is het nationale doel voor 2020, te weten 14 procent, nog steeds uit zicht.
Klimaatverandering is een mondiaal, en geen nationaal probleem
Het moge duidelijk zijn dat de doelstelling niet wordt gehaald. Er zit voor de verantwoordelijke VVD-minister Eric Wiebes (Economische Zaken) weinig anders op dan aan te kloppen bij andere EU-landen, die meer bereikt hebben dan noodzakelijk is om de Brusselse doelen te halen. Door zo’n groen ‘overschot’ te kopen en mee te tellen bij de eigen prestaties kan Nederland alsnog slagen voor het duurzaamheidsexamen, en tegelijkertijd beterschap beloven voor het halen van de volgende horde in 2030.
Dat klinkt als creatief boekhouden. Maar je kunt het ook als gezonde marktwerking zien: dring de uitstoot van broeikasgassen terug waar dat het goedkoopst is en deel de kosten (die voor Nederland kunnen oplopen tot meer dan 100 miljoen euro). Tenslotte is klimaatverandering een mondiaal, en geen nationaal probleem.
Het alternatief is dat Nederland een hoge boete krijgt opgelegd, net als 16 andere lidstaten. PvdA-er Frans Timmermans, als Europees Commissaris belast met het klimaatbeleid, zei eerder dit jaar in NRC Handelsblad dat Brussel wil helpen de doelstellingen te halen. ‘Maar we zullen geen oogje dichtknijpen op dit punt.’
Hoe realistisch is een Europese boete?
Timmermans blaast dus warm en koud tegelijkertijd. Maar hoe realistisch is een boete? De eurozone ging van start met de Brusselse verzekering dat landen die zich niet aan de criteria voor begrotingstekort en -schuld zouden houden, stevig zouden worden aangepakt. Maar toen Duitsland en Frankrijk het stabiliteits- en groeipact overtraden, werden de sancties in 2003 prompt van tafel geveegd – destijds tot verdriet van Nederland.
Het pact is sindsdien tandeloos gebleven. Klimaatbeleid en begrotingsbeleid zijn twee verschillende zaken, maar ze worden uitgevoerd binnen hetzelfde Europese vergadercircuit. Het zit er dus dik in dat Timmermans een oogje dichtknijpt, en dat verpakt als een pakket met keiharde afspraken voor 2030.