Het prijsplafond voor energie was al geen ideale oplossing. Maar die regeling optuigen met tal van onuitvoerbare tierelantijnen, toont maar weer eens dat de Tweede Kamer onrealistische verwachtingen heeft van wat de overheid kan, schrijft Joris Heijn.
Een prijsplafond is een zeer bot middel. Je schakelt de marktwerking uit. Mensen betalen alleen een beperkt deel van de ‘echte’ prijs voor elektriciteit en gas. De rest van de rekening, hoe hoog die ook mag worden, pakt de overheid op. Juist doordat het de besparingsprikkel deels wegneemt, en een nieuwe norm stelt – 1.200 kuub gas is ‘normaal’, dus doe vooral geen moeite om daar ver onder te komen – is het een maatregel die je liever niet neemt. Zeker niet in een situatie waarin Rusland gas als economisch wapen inzet.
Kracht van prijsplafond
is de simpelheid ervan
Een prijsplafond voer je dus liever niet in. Maar omdat de overheid een half jaar lang heeft verzaakt om een slimme regeling op te tuigen, is het met de winter voor de deur een van de weinige opties om snel duidelijkheid te scheppen voor burgers. Het voordeel van de regeling is bovendien dat hij duidelijk is. Je weet de maximale prijs en de maximale hoeveelheid gas en elektriciteit die je voor die prijs kunt kopen. Duidelijk.
Uitzondering op uitzondering
Maar dat is buiten de Algemene Politieke Beschouwingen gerekend. Want met twintig fracties in de Tweede Kamer zijn er genoeg partijen die het zelf nóg beter denken te weten. En ze steunen elkaar ook nog in die waangedachten. En dus tuigde de Tweede Kamer het simpele prijsplafond op met de volgende versieringen.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen