De aanslagregeling voor de inkomstenbelasting is een ingewikkelde aangelegenheid. Want hoe definitief is een definitieve belastingaanslag, vraagt Leo Stevens zich af.
De wet is duidelijk. De aanslag inkomstenbelasting wordt vastgesteld door ‘de inspecteur’. Dat biedt rechtszekerheid aan de burger. Deze aanslag kan achteraf slechts worden gecorrigeerd (verhoogd) via een navorderingsaanslag. Daarvoor moet de inspecteur doorgaans over een ‘nieuw feit’ beschikken. Dat is een feit waarmee de inspecteur bij het opleggen van de aanslag redelijkerwijs nog geen rekening had kunnen houden. Wel kunnen bepaalde onjuiste verrekeningen en tik- en schrijffouten nog worden gecorrigeerd.
De wet heeft het belang van rechtszekerheid zorgvuldig afgewogen tegenover de wens dat iedereen een juiste aanslag krijgt. Want wat de een te weinig betaalt door een fout van de inspecteur, betaalt de rest te veel. Dat bij kwade trouw van de burger ook zonder nieuw feit kan worden nagevorderd, is dan ook begrijpelijk. Dat geldt ook als door een fout de aanslag te laag is uitgevallen en de belastingplichtige dit redelijkerwijs had kunnen weten.
Maar toen in de tijd van aangiften per diskette iemand per ongeluk 3,4 miljoen euro hypotheekrente te veel had afgetrokken en geautomatiseerd een zwaar negatieve aanslag ontving, kon die naar het oordeel van de Hoge Raad in 2007 niet meer worden gecorrigeerd. Dat betekende in feite levenslang vrijstelling van inkomstenbelasting. De wetgever greep in en voerde in 2010 de wetsfictie in dat altijd sprake is van ‘kenbaarheid’ als het verschuldigde bedrag minstens 30 procent te laag is vastgesteld.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen