Waarom het box 3-fiasco ongemakkelijk veel doet denken aan Toeslagenaffaire

Nederland mag blij zijn dat de Hoge Raad het belasten van verzonnen inkomsten heeft afgeschoten. Maar deze Box 3-uitspraak heeft ook een keerzijde.

De Hoge Raad verwierp op donderdag 6 juni het overgangsregime voor box 3 dat staatssecretaris Marnix van Rij (CDA) instelde na het ‘kerstarrest’ in 2021. De Hoge Raad hielp toen de belastingheffing over fictieve rendementen in box 3 om zeep.

De argumentatie was in beide gevallen gelijk. Door over verzonnen en niet over werkelijk gerealiseerde rendementen belasting te heffen, discrimineert de overheid tussen belastingbetalers. Ook maakt ze inbreuk op het eigendomsrecht als het verzonnen inkomen hoger ligt dan het werkelijk genoten inkomen.

Box 3 deugt niet

Nederland moet blij zijn dat het belasten van verzonnen inkomsten ook is afgeschoten in het geval van de overgangsregeling in box 3. Box 3 deugt al niet vanaf de invoering in 2001. Alle Nederlandse fiscaal economen en juristen waren in 2001 tegen het belasten van verzonnen rendementen – op twee na, die zaten in de zak van staatssecretaris Willem Vermeend (PvdA).

Box 3: het tegenovergestelde van doelmatige belastingheffing

Het is economisch superieur om werkelijke inkomsten te belasten en niet verzonnen inkomsten.

Het eerste en economisch het belangrijkste argument: belastingheffing op werkelijke vermogensinkomsten is minder schadelijk dan belastingheffing over verzonnen vermogensinkomsten.

Het systeem van box 3 is een vermogensbelasting: de hoogte van de belasting hangt alleen af van de vermogens (en sinds kort ook van de samenstelling daarvan in spaartegoeden, effecten en onroerend goed) maar niet van het werkelijke rendement op dat vermogen.

Een vermogensbelasting is hetzelfde als een belasting op het risicovrije rendement dat op alle vermogensbestanddelen kan worden behaald. Bovennormale rendementen – rendementen die boven het risicovrije rendement uitgaan – worden daarentegen niet belast. Dat zijn de risicopremies op riskante beleggingen, maar ook de vergoedingen voor superieur beleggingsinstinct en ondernemingstalent, de vergoedingen voor marktmacht, locatie- en informatievoordelen bij ondernemingen waarin aandelen worden aangehouden.

Het is economisch het meest doelmatig om meer belasting te heffen op het bovennormale rendement dan op het normale rendement. Het economische proces wordt verstoord door normale rendementen te belasten, omdat mensen minder sparen en beleggen en bedrijven minder investeren. Dat doet een belasting op bovennormale rendementen niet of nauwelijks.

Box 3 doet diametraal het tegenovergestelde van doelmatige belastingheffing, door alleen de normale rendementen te belasten en bovennormale rendementen vrij te stellen. Dat brengt de Nederlandse economie onnodige schade toe.

Verschillende rendementen

Ten tweede: als de overheid werkelijke vermogensrendementen belast, dan deelt ze beter in pech en geluk van beleggers. Mensen die geluk hebben betalen meer, mensen die pech hebben minder. In box 3 betaalden ze evenveel, ook hadden ze verschillende rendementen. Box 3 zadelt beleggers nu op met meer financieel risico en dat is maatschappelijk schadelijk.

Ten derde: het is rechtvaardiger om werkelijke inkomsten te belasten in plaats van fictieve inkomsten. Mensen met meer rendement gaan nu relatief minder belasting betalen, en mensen met minder rendement juist relatief meer – ook al nemen ze hetzelfde beleggingsrisico. Voor dezelfde gemiddelde belastingdruk op vermogen, zal de inkomensongelijkheid kleiner worden bij een belasting over werkelijke dan op verzonnen inkomsten.

Ten vierde, en hier hamert de Hoge Raad op: belasten van werkelijke in plaats van verzonnen inkomsten zorgt voor meer rechtsgelijkheid. De overheid discrimineert niet langer tussen hoe mensen hun vermogen aanhouden en welk inkomen ze daaruit hebben.

Asymmetrie niet uit te leggen

De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat iedereen die minder inkomen had dan het fictieve rendement, moet worden gecompenseerd. Uiterst curieus is wel dat mensen die méér inkomsten hebben gehad dan de verzonnen inkomsten waarover ze belasting moesten betalen, nu niet bij hoeven te betalen. Deze asymmetrie is economisch niet goed uit te leggen.

Voor zover mensen nu kunnen anticiperen op deze wetsinterpretatie – en box 3 nog geen werkelijke inkomsten belast – zal dit leiden tot economische verstoringen. Beleggers zullen suboptimaal veel risico nemen, omdat het altijd raak is: de overheid belast alleen verzonnen inkomsten als de rendementen hoger zijn dan die inkomsten, of de overheid belast alleen werkelijke inkomsten als de rendementen lager zijn dan die inkomsten. Tel uit je winst.

Asymmetrische belastingheffing ondermijnt óók de rechtvaardigheid van de belastingheffing. Mensen die veel risico hebben genomen en veel geluk hebben gehad, worden bevoordeeld ten opzichte van de mensen die dat niet hebben gedaan. Dus als werkelijke rendementen worden belast – terecht – dan moet dat altijd gebeuren. En niet alleen als die rendementen lager uitvallen dan de door de overheid verzonnen rendementen.

Uitspraak zorgt voor chaos

De arresten van de Hoge Raad zijn het zoveelste hoofdstuk van een lange en treurige geschiedenis. Al vanaf de invoering van Box 3 – in 2001 – was het volkomen duidelijk dat het belasten van verzonnen in plaats van werkelijke inkomsten zou leiden tot problemen. De rechterlijke macht had al vele jaren eerder het systeem van belastingheffing op verzonnen inkomsten kunnen en moeten afschieten. Met dezelfde argumentatie als nu. Het is onbegrijpelijk dat kennelijk meer dan twintig jaar heeft moeten passeren totdat de Hoge Raad zijn conclusies trok.

Het is bovendien niet duidelijk waarom de Hoge Raad dan niet nog een paar jaar kon wachten totdat de regering een nieuw systeem van belastingheffing op basis van werkelijke rendementen kon invoeren.

De uitspraak levert een miljardenstrop op voor de overheidsbegroting. Schattingen zijn dat 4,5 miljard euro wordt misgelopen voor de jaren 2017-2022 en 2 miljard euro per jaar voor elk jaar dat het huidige overgangsregime in box 3 van kracht blijft. Niet alleen ontwricht deze kostenpost de begroting. Het is ook een lastenverlichting die in de zakken terechtkomt van de meer bemiddelden die weinig vermogensrendement hebben gemaakt.

De door personeels- en uitvoeringsproblemen geteisterde Belastingdienst zal door de uitspraak van 6 juni opnieuw een stortvloed aan bezwaarschriften tegemoetzien. Sterker: de kans op chaos in de uitvoering neemt alleen maar toe.

De uitspraak van de Hoge Raad zorgt dus voor nog meer chaos in de begroting, in de uitvoering van belastingheffing in box 3 en in het overgangsregime voor box 3.

Naargeestige parallel

De geschiedenis van box 3 kent een naargeestige parallel met die van de toeslagen. De politiek verzint eerst een gedrochtelijk stelsel waarin de problemen al zijn ingebakken. De overheid voert het stelsel toch in, zonder werkelijk maatschappelijk debat, tegen alle adviezen van experts in, en al die tijd gesteund door de rechterlijke macht. Dan ontspoort het stelsel, wat volledig was te voorzien bij invoering.

De gevolgen: burgers verliezen hun vertrouwen in de politiek, de uitvoeringsinstellingen van de overheid bezwijken onder politieke en juridische chaos, het aanzien van de rechterlijke macht wordt geschaad, de economie loopt averij op door schadelijke belastingheffing, en de belastingmoraal wordt ondermijnd door belastingen die onrechtvaardig zijn.