Door gebrek aan concurrentie ligt de spaarrente bij de grote Nederlandse banken te laag, vindt de Autoriteit Consument & Markt. Die stelt voor om hard in te grijpen. Het is schieten met een kanon op een mug, schrijft Jeroen van Wensen.
Rabobank, ING en ABN AMRO laten elkaar in alle rust geld verdienen over de rug van de spaarder. Dat beeld doemt op uit een analyse die de Autoriteit Consument & Markt (ACM) maakte van de Nederlandse spaarmarkt.
De banken worden daarbij flink geholpen door de spaarder zelf. Die lijkt nog trouwer aan zijn bank dan aan de kapper, zo bleek uit een bijgeleverde enquête. In de afgelopen twaalf maanden stapte slechts één op de tien spaarders over naar een andere bank.
De rest van de spaarders verkaste niet. Te ingewikkeld, te tijdrovend, veel gedoe, weinig financieel voordeel. En wat de overstap naar buitenlandse banken betreft: te risicovol. Wel leverde de lage spaarrente veel geklaag op, omdat banken er recordwinsten door haalden.
In 2023 bedroeg de nettowinst van ING 7,3 miljard euro, het dubbele van de winst in 2022. En eenzelfde winstontwikkeling was er te zien bij Rabobank en ABN AMRO. In oktober 2023 vroeg voormalig minister van Financiën Sigrid Kaag (D66) aan de ACM om onderzoek te doen naar de slecht functionerende spaarmarkt.
Gezinnen hadden eind april voor 470 miljard euro aan spaargeld ondergebracht bij banken. Daarnaast staat er zo’n 100 miljard euro op betaalrekeningen. De grote vier – ING, Rabobank en ABN AMRO en de kleinere Volksbank – hebben samen 90 tot 95 procent van de spaarmarkt in handen. Het restant staat bij negentien kleine banken zoals Knab, NN en bunq. Zo’n 10 miljard euro staat over de grens geparkeerd.
Stemmen banken spaarrente af?
Op verboden prijsafspraken tussen de grote aanbieders is de ACM niet gestuit. Maar er lijkt wel sprake van stilzwijgende afstemming van de rentes tussen de grootbanken. De ACM laat zien dat marktleider ING telkens de toon zet. Als ING de rente verhoogt of verlaagt, dan volgen ABN AMRO en Rabobank in de weken erna met vergelijkbare aanpassingen.
Stilzwijgende afstemming van de spaarrente is niet verboden, maar het leidt wel tot te lage spaarrentes, concludeert de ACM. De grotere banken hebben er ook geen belang bij om elkaars spaarders weg te lokken, legt de ACM uit. Als een bank als ABN AMRO de spaarrente verhoogt van 1,5 procent naar 2 procent om nieuwe klanten te trekken, dan moet de bank eerst 400 miljoen extra rente betalen aan de spaarders die al klant zijn.
Om die extra kosten te compenseren en de rente-actie succesvol te laten zijn, moet de bank minimaal 20 miljard euro extra spaargeld zien aan te trekken van nieuwe klanten. Dat lijkt bijna een onmogelijke opgave in een markt waar spaarders niet graag overstappen.
Bovendien zijn banken door het ruime monetaire beleid minder afhankelijk geworden van spaarders. Voor de financiering van hun activiteiten kunnen ze veel makkelijker dan vroeger terecht bij de Europese Centrale Bank.
Banken, geef inzicht in spaarrente
De ACM stelt elf aanbevelingen en drie aanvullende maatregelen voor om de markt concurrerender te maken. Die zijn voorgelegd ter consultatie: wie wil, mag op de maatregelen schieten. EW vroeg ING, Rabobank en ABN AMRO om een reactie, maar zij zeggen de analyse van de ACM eerst nader te willen bestuderen.
De ACM stelt voor om te onderzoeken of banken met actierentes het overstappen aantrekkelijker kunnen maken. Die actierente geldt dan alleen voor nieuwe klanten en niet voor bestaande klanten. De AFM, de andere financiële toezichthouder, heeft zich hiervan juist altijd een fel tegenstander getoond, omdat het leidt tot een ondoorzichtig woud aan spaarrekeningen.
Ook moeten banken meer informatie verschaffen over hun spaarrente. Hoe is die opgebouwd en hoe hoog is de rente bij andere banken? Daarnaast moet er een eind komen aan de koppelverkoop van spaar- en betaalrekeningen. Nummerportabiliteit – het meenemen van je rekeningnummer – zou het verruilen van bank moeten vergemakkelijken.
Om buitenlandse concurrenten te helpen, stelt de ACM voor om haast te maken met een Europees Depositogarantiestelsel – een stelsel waarbij spaarders hun geld terugkrijgen als de bank omvalt. Nu is dat per land geregeld.
Met een Europees stelsel komen Nederlandse belastingbetalers ook garant te staan voor buitenlandse banken. Een vooruitzicht dat niet iedereen even plezierig vindt, met het oog op de vele zwakke banken in Italië.
De meest vergaande maatregel die de ACM voorstelt, is om de overheid de bevoegdheid te geven om in te grijpen op de spaarrente als die te laag zou zijn.
Staatsobligaties worden alternatief
De maatregelen die de ACM voorstelt, zijn soms draconisch. Terwijl de markt intussen zijn werk lijkt te hebben gedaan. Rabobank vergoedde begin juni 2 procent rente op de spaarrekening, net als NN en Knab. Bij bunq is de rente 2,46 procent, maar die heeft beperkingen gesteld aan de opname. De verschillen tussen grote en kleine banken (ook buitenlandse) zijn flink afgenomen.
In een schriftelijke reactie aan EW wijst De Nederlandsche Bank ook op de snel gestegen Nederlandse spaarrente. En de bank wijst op de kosten die met de voorstellen zijn gemoeid. Vooral nummerportabiliteit is erg duur – en alleen Europees te regelen.
De ACM lijkt een fiscale beperking te zijn vergeten. Wie in Nederlandse staatsobligaties stapt, spaart veiliger en krijgt meer rente dan bij de bank. Alleen belast de fiscus obligaties zo zwaar, dat ze onder aan de streep niets opleveren. Maar dat gaat binnenkort veranderen. Banken krijgen er dus een flinke concurrent bij.