Na decennia van morele zelfgenoegzaamheid moet Europa het bedrijven wat meer naar de zin maken. Klinkt makkelijk, maar dat zal het maximale vragen van de Europese mentale lenigheid, schrijft Joris Heijn.
Wie concrete voorbeelden zoekt van Europa’s zwakte, had ze vorige week voor het oprapen. Het Nederlandse Ebusco werd van de afgrond gered met Chinees geld, en het Zweedse Northvolt vroeg uitstel van betaling aan. De batterijfabrikant bood Europa niet alleen een uitweg uit de greep van Chinese batterijfabrikanten, maar was ook het hightechbedrijf dat verreweg het meeste groeigeld had opgehaald in Europa: 7 miljard euro.
Het uitstel van betaling maakte een einde aan de illusie dat Europa makkelijk het Amerikaanse spel van durfkapitaal – dat latere giganten mogelijk maakt als Facebook, Google en SpaceX – kan meespelen. Intussen gaf Ebusco voor een schijntje 9 procent van de aandelen aan de Chinese batterijmaker Gotion, omdat de bussenbouwer leidt onder de moordende concurrentie van Chinese bedrijven.
Begin november stemden de meeste Amerikanen op Donald Trump, die een stevig antwoord belooft op de Chinese concurrentie: hoge tariefmuren om de industrie te beschermen. De Verenigde Staten en China kunnen komend jaar zomaar in een handelsoorlog terechtkomen, waarin ook Europa stelling moet nemen. Moeten we ons scharen achter Trump of blijven handelen met China, ook al overklast dat land steeds meer Europese industrieën?
Tot nu toe is Europa huiverig om de vrijhandel te beperken. En terecht. Toch dringt ook bij de Europese Commissie het besef door dat de Chinese staat de ‘vrije’ handel soms wel erg veel handjes helpt. In zo’n geval is het goed als Europa laat zien dat het oneerlijke concurrentie niet pikt en terugslaat met importheffingen, zoals het recent deed als het gaat om de import van Chinese elektrische auto’s. Dat is heel gezond.
Het Europese bedrijfsleven werd overspoeld met regels
Maar het is naïef om te denken dat het buiten houden van Chinese concurrentie, zoals Trump wil, de Europese industrie gaat redden. Europa’s zwakte zit veel dieper.
Terwijl de Verenigde Staten en China innoveerden en nieuwe techgiganten en industrieën uit de grond stampten, was Europa bezig met andere zaken. De overheidsbegrotingen moesten op orde – iets waarover de Amerikanen zich niet druk maakten. Wel staken ze honderden miljarden dollars in de chipproductie en groene energie. Europa moest het klimaat zo snel mogelijk redden – iets wat China op zijn gemak doet, terwijl de fabrieken op kolenstroom draaien. De belastingen op vermogen moesten omhoog, uit angst dat ongelijkheid zou toenemen. De Verenigde Staten en China dragen hun miljardairs op handen, zolang zij zich niet met de politiek bemoeien.
Het Europese bedrijfsleven is daarnaast overspoeld met regels, vanuit het idee dat daarmee alle narigheden buiten de deur konden worden gehouden. Het gevolg is dat bedrijven buiten Europa simpelweg meer kansen zien om te ondernemen dan hier.
Europa moet het bedrijven wat meer naar de zin maken
De Italiaanse probleemoplosser Mario Draghi kwam eerder dit jaar met een vernietigend rapport over de Europese economie. Dat dient nu vooral als argument om grote Europese projecten op te tuigen, zoals 800 miljard euro investeringsgeld en een zogeheten kapitaalmarktunie. Die zijn inderdaad nodig om weer te concurreren. Maar hoeveel geld je ook bij elkaar sprokkelt, als je niet goed kunt ondernemen in Europa, komt er alsnog niks van. Dat laat de vetgemeste troetelbeer Northvolt wel zien.
Prioriteit één moet zijn om het bedrijven wat meer naar de zin te maken, ook al betekent dat iets minder belastinginkomsten en iets meer ongelijkheid en CO2-uitstoot. Klinkt makkelijk, maar na decennia van morele zelfgenoegzaamheid zal dat het maximale vragen van de Europese mentale lenigheid.
Sinds Trumps verkiezingswinst hoor je op steeds meer plekken in Europa zachtjes de term Make Europe Great Again. Niet eens zo’n slecht idee.