Waarom Renault het enige lichtpunt is in de Europese auto-industrie

Renault_EW

Er komt geen einde aan de reeks onheilspellende berichten over Europese automerken. In Duitsland, Frankrijk en Italië dreigen vele tienduizenden banen verloren te gaan. Enkel Renault lijkt stand te houden.

Cijfers zeggen meer dan woorden. Vergeleken met voor corona worden in Europa jaarlijks twee miljoen auto’s minder geproduceerd, en is de verkoop van de Europese merken op de Chinese markt teruggelopen met ruim 40 procent. China is niet langer een melkkoe voor vooral de Duitse constructeurs. Die hebben hun winsten in de loop van 2024 spectaculair zien dalen, met uitschieters van min 91 voor Audi en min 84 procent voor BMW.

De elektrische modellen van de Duitse merken leverden niet het gehoopte succes op. Zij bieden nu eenmaal veel minder waar voor hun geld in vergelijking met gelijkaardige modellen van Chinese constructeurs. Zelfs de statige luxewagens made in Germany met krachtige benzinemotoren à la BMW 7 en Mercedes S-klasse verkopen veel minder vlot dan voorheen.

Chinese rommel is verleden tijd

Wat ook meespeelt: de toonaangevende Chinese merken bogen de voorbije jaren hun technologische achterstand om in een voorsprong. In tijd uitgedrukt, bedraagt die twee à drie jaar. In de geglobaliseerde en snel evoluerende autowereld is dat een eeuwigheid.

Ook op het vlak van duurzaamheid en betrouwbaarheid zetten de Chinese merken nieuwe maatstaven. De tijd van Chinese rommel is verleden tijd. Voor de consument weerspiegelt zich dat in de duur van de fabriekswaarborg. Die bedraagt bij de Chinese constructeurs minstens het dubbele van de Europese merken. Een sterk argument om niet voor een Europees merk te kiezen.

In 2025 breidt Renault zijn e-gamma uit met de R4 E-Tech electric. (Foto: Renault)

Chinezen ontwikkelen sneller en produceren goedkoper

In tegenstelling tot de Duitse merken speelden hun Franse en Italiaanse collega’s nooit een rol van betekenis op de Chinese markt. Citroën, Peugeot en Renault werkten weleens samen met Chinese partners, en doen dat nog altijd. Citroën en Peugeot met Leapmotor, terwijl Renault voor de ontwikkeling van geavanceerde benzinemotoren coöpereert met Geely. Dat geniet in Europa bekendheid als eigenaar van Volvo Cars, Polestar en Lotus.

De samenwerking met Geely is een slimme zet van Renault-topman Luca de Meo. Die koestert de ambitie om nieuwe modellen even snel en efficiënt te ontwikkelen en produceren als de Chinese constructeurs. Die slagen erin een nieuw automodel in één jaar tijd te ontwikkelen, Europese merken hebben daar vier jaar voor nodig. Terwijl de productiekosten in China 30 procent lager liggen dan in Europa.

De Meo wil leren van de Chinezen om de verworven kennis aan te wenden, zoals de Chinezen hem dat hebben voorgedaan. ‘In plaats van elkaar te beconcurreren, moeten wij meer samenwerken,’ aldus de Renault-topman. Spijtig genoeg vindt zijn boodschap geen gehoor bij zijn collega’s, en dus trekt hij in zijn eentje ten strijde.

Made in France als kwaliteitslabel

In het Noord-Franse Douai stampte hij een zogeheten ElectriCity uit de grond, een expertisecentrum voor duurzame mobiliteit waar enkele duizenden wetenschappers en ingenieurs innovatieve technologie en nieuwe e-modellen ontwikkelen. Made in France moet opnieuw een kwaliteitslabel worden, zoals in de beginjaren van de automobiel.

In Douai rolt ook de nieuwe generatie elektrische modellen van de band, te weten de Megane E-Tech, Scenic E-Tech en R5 E-Tech en straks ook de R4 E-Tech. Stuk voor stuk modellen die herinneren aan succesvolle en legendarische voorgangers. Door hun populariteit en geliefdheid te combineren met elektrische aandrijving, kunnen die het verschil maken.

Al in 2013 zette de Franse constructeur met de Zoe de eerste betaalbare elektrische auto in de markt. Renault vervulde een pioniersrol in de omslag naar elektrische aandrijving. Spijtig genoeg verzuimde toenmalig topman Carlos Ghosn daar een vervolg aan te breien.

Met de komst van Luca de Meo in 2020 kwam daar verandering in. Hij wil van Renault een technologie-, energie- en mobiliteitsbedrijf maken dat inspeelt op de nieuwe mobiliteitsbehoeften. Door efficiënt te produceren, wil hij elektrisch autorijden toegankelijk en betaalbaar maken voor iedereen. Om van elektrificatie een succesverhaal te maken, moeten ook de man en vrouw in de straat van de noodzaak hiervan inzien – en financieel in staat zijn een elektrische auto aan te schaffen.

Met de lancering van de R5 E-Tech en R4 E-Tech zet Renault een stap in de goede richting. De Twingo E-Tech wordt straks de eerste volwaardige elektrisch aangedreven stadsauto met een instapprijs van minder dan 20.000 euro. In eerste instantie wilde de Meo voor dit project samenwerken met Volkswagen, maar de Duitse autogroep wees het aanbod hoogmoedig van de hand.

De Renault Twingo E-Tech electric zal minder dan 20.000 euro kosten. (Foto: Renault)

Après moi le déluge

Inmiddels weten wij waartoe hoogmoed leidt. Volkswagen moet beroep doen op Chinese en Amerikaanse start-ups om zijn technologische achterstand in te halen. Een zoveelste bewijs van onkunde en onmacht van de grootste Europese autogroep. Wie houdt wie de hand boven het hoofd in Wolfsburg, én waarom?

Bij Stellantis, de op één na grootste Europese autogroep, ziet de situatie er niet beter uit. Topman Carlos Tavares was de architect van de fusie, maar deed er daarna alles aan om de Frans-Italiaanse autogroep ten gronde te richten. Na discutabele beslissingen in de voorbije maanden en de dramatische bedrijfsresultaten van het derde kwartaal van 2024, zegde de machtige Italiaanse aandeelhoudersfamilie Agnelli het vertrouwen in hem op. Stellantis-voorzitter John Elkann moet nu op zoek naar een opvolger voor zijn autogroep in chaos.

Achteraf blijkt dat de uitstekende bedrijfsresultaten in 2022 en 2023 zijn behaald door drieste besparingen in alle domeinen, ten koste van de kwaliteit van de producten en goede werking van het bedrijf. Dat komt ervan als kortzichtig winstbejag de belangrijkste drijfveer is van zakendoen, en de hoogte van de betaling aan topmanagers afhankelijk is van de winstpercentages die het bedrijf behaalt. Daardoor worden noodzakelijke investeringen soms op de lange baan geschoven. Uiteindelijk betalen de werknemers de rekening, en niet zij die voor de slechte gang van zaken verantwoordelijk zijn.

Lichtpunt Renault

Er zijn gelukkig ook visionaire topmanagers met een missie. Luca de Meo is er zo een. In de zomer van 2020 volgde hij de in ongenade gevallen Carlos Ghosn op en ontvouwde hij het strategisch plan Renaulution, dat een herstel-, vernieuwings- en revolutiefase omvatte en de lancering van twee volelektrische modellen per jaar voorzag.

De Russische inval in Oekraïne gooide roet in het eten, en trof Renault veel harder dan zijn concurrenten. De Franse constructeur realiseerde bijna een kwart van zijn omzet in Rusland. Door de westerse handelsboycot moest Renault zich van de ene dag op de andere uit Rusland terugtrekken en verloor het zijn Russische bezittingen ter waarde van 2 miljard euro. De Meo moest alle zeilen bijzetten om Renault op koers te houden, en slaagde daarin wonderwel.

Met zes nieuwe hybride en elektrische modellen in 2024 is de wederopstanding een feit en maakt De Meo zijn belofte waar. Renault maakt elektrisch autorijden voor iedereen toegankelijk en betaalbaar, en draagt op die manier bij aan uw en mijn gezondheid.

Voor wie nog niet aan elektrische autorijden toe is, beschikt Renault over een zeer attractief aanbod aan hybridemodellen met een traditionele benzinemotor, voor ieder wat wils. Het is geen toeval dat de Franse constructeur de voorbije vijf jaar telkens een finaleplaats bereikte bij de verkiezing van de Auto van het Jaar. Begin dit jaar nog werd de Scénic E-Tech bekroond tot Auto van het jaar 2024.

Wie in 2025 met de eer strijkt, weten wij pas op 10 januari. Vaststaat dat de R5 E-Tech tot de grote kanshebbers behoort.