Nederland moet het voorlopig doen met een exitpoll. Toch valt er al voorzichtig een balans op te maken over de uitslag van de Europese verkiezingen, schrijft René van Rijckevorsel.
De beeldvorming was veelzeggend. Alle Nederlandse politieke partijen organiseerden in de avond van 6 juni ergens in het land een bijeenkomst, om met een biertje in de hand de zeer voorlopige uitslag van de Europese verkiezingen te vieren (of om te rouwen). De ‘definitieve exitpoll’ die om half 10 ’s avonds werd gepresenteerd, heeft een foutmarge van één zetel.
Het enige lid van de partij die volgens de exitpoll de meeste zetels heeft gewonnen ten opzichte van 2019 (van één naar zeven zetels) verschanste zich in zijn Haagse werkkamer in het Tweede Kamergebouw. Geert Wilders hulde zich langdurig in stilzwijgen. Zijn PVV had geen feestje georganiseerd. Pas relatief laat stond hij, zonder bier, in een ongezellige gang de pers te woord.
Juichen alsof ze wereldkampioen zijn
Hoe anders was dat bij de rood-groenen. De combipartij stond te juichen alsof ze wereldkampioen waren geworden. De PVV is volgens de exitpoll niet de grootste. Dat is GroenLinks-PvdA, met acht zetels. Dat is één zetel verlies ten opzichte van 2019, toen Frans Timmermans voor de PvdA veel stemmen wist binnen te halen. Zo groot was het vermeende Timmermans-effect destijds kennelijk ook weer niet. De partij kan ook zonder een bekend boegbeeld redelijk scoren.
Definitieve exitpoll
2024 2019
GL/PvdA 8 (9)
PVV 7 (0)
VVD 4 (5)
CDA 3 (5)
D66 3 (2)
BBB 2 (-)
Volt 1 (0)
SGP 1 (1)
PvdD 1 (1)
NSC 1 (-)
ChristenUnie (1), FVD (4), SP (0): 0 (maar zitten dicht tegen zetel aan)
De afwezigheid van uitbundigheid bij de PVV – en van de Europese lijsttrekker, de in de campagne vrij onzichtbare Sebastiaan Stöteler – is veelzeggend. Eigenlijk interesseert de partij zich niet echt voor Europa. Het gaat de PVV om Nederland. Dat geldt ook voor de achterban. Die voelt zich niet of nauwelijks geroepen om te gaan stemmen bij Europese verkiezingen.
Vooral de elite heeft gestemd
De opkomst van 46,8 procent was hoger dan die van 2019 (nog geen 41 procent). Maar het waren ook nu vooral kiezers die de Europese Unie een warm hart toedragen die gingen stemmen. Het is een ‘opkomstverkiezing’ die vooral hoger opgeleiden naar de stembus trekt, die traditioneel pro-EU zijn. Kort door de bocht: de elite stemt, het ‘gewone volk’ blijft overwegend thuis.
Logisch dus dat de traditionele, pro-Europese partijen relatief veel zetels behalen. Van degenen die in november 2023 voor de PVV kozen, bleef 56 procent thuis. Van al diegenen die in november op GroenLinks-PvdA stemden, liet bij deze Europese verkiezingen slechts 22 procent het afweten.
D66, traditioneel liefhebber van de Europese Unie, scoort met drie voorspelde zetels zelfs beter dan in 2019 (toen twee). Het zeer pro-Europese Volt valt voorlopig tegen, met één voorspelde zetel, waar twee waren verwacht.
CDA groter dan afsplitsingen
Opmerkelijk is het terugveren van het CDA. Met drie voorspelde Europese zetels is de machtspartij van weleer weer groter dan de afsplitsingen BBB (in de exitpoll op 2) en NSC (1), die in november 2023 meer kiezers wisten te verzamelen dan de christen-democraten.
Nogmaals: deze exitpoll is niet de uitslag. Die krijgt Nederland pas zondag 9 juni, om 11 uur ’s avonds. Dan zullen we ook weten in hoeverre de hele EU de voorspelde ‘ruk naar rechts’ maakt.