De vernederende en rampzalige evacuatie van westerse troepen uit Afghanistan staat voor iets veel groters. Dat de Amerikaanse president Joe Biden kiest voor een ‘zachte aanpak’ van niet-democratieën wijst op het einde van een tijdperk van westerse bekeringsdrang, schrijft filosoof Anne van der Horst op EW Podium.
Oorlogen spelen zich niet alleen af in fysieke landschappen, maar ook in culturele landschappen. Onvoldoende inzicht in beide landschappen leidt tot beleid op basis van verkeerde informatie. Dat kan fataal zijn. Dankzij satellieten en drones beschikt het Westen doorgaans over voldoende informatie over fysieke slagvelden. Maar we hebben onvoldoende inzicht in het culturele oorlogslandschap, omdat de lens waarmee we kijken, wordt vertroebeld door een moderne ideologie.
Anne van der Horst (1985) heeft Wijsbegeerte en Literatuurwetenschap gestudeerd aan de Universiteit Leiden en werkt aan een proefschrift over het landschap na de Holocaust in de poëzie van Paul Celan.
Dit is een artikel voor EW Podium, waarop elke week artikelen verschijnen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het publieke debat.
Westerse democratie als eindpunt van de geschiedenis
Deze ideologie wordt gekenmerkt door de eschatologie – de ‘leer van de laatste dingen’ – van de filosoof Francis Fukuyama. In een beroemd essay betoogde hij begin jaren negentig dat de westerse democratie het eindpunt van de geschiedenis is en dat niet-westerse landen zich langzaam richting dit eindpunt ontwikkelen: de boog van de geschiedenis is lang, maar hij neigt naar democratie.
Hoewel Fukuyama later op deze gedachte is teruggekomen, is dit nog steeds de ideologie van vele westerse wereldleiders, hooggeplaatste militairen en veiligheidsdiensten. De werkelijkheid komt echter niet overeen met deze ideologie. Hierdoor ontstaan barsten in het wereldbeeld, wat leidt tot cognitieve dissonantie bij die wereldleiders en hun adviseurs.
Opmerking Biden verraadt paradigmawisseling
Dit werd duidelijk in het recente Afghanistan-debacle, toen de Amerikaanse president Biden in een speech aangaf dat nation building (het realiseren van een op westerse leest geschoeide democratische natiestaat) nooit het doel was geweest van de interventie in Afghanistan. Maar waarom moesten Amerika en zijn bondgenoten daar dan twintig jaar lang troepen stationeren?
Biden bekende in zijn speech dat het in de vele eeuwen van de Afghaanse geschiedenis nog nooit was gelukt om een democratisch en onverdeeld Afghanistan te realiseren. Deze opmerking is onderbelicht gebleven te midden van alle gruwelen waarmee het vertrek van de westerse troepen gepaard ging. Terecht ging de aandacht uit naar het falen en de bijbehorende schaamte en vernedering van een imploderende tegenmacht.
Lees ook dit stuk van Paul Verhagen voor EW Podium: Na de Amerikaanse echtscheiding moet Europa zichzelf herdefiniëren
Bidens opmerking wijst echter op het begin van een ideologische paradigmawisseling. Zo zei Biden dat deze beslissing niet enkel betrekking had op Afghanistan, maar tevens het einde vormt van een tijdperk van grootschalige militaire interventies in niet-westerse landen. De werkelijkheid begint langzaam door te dringen tot de aanhangers van de Fukuyamiaanse ideologie: de boog van de geschiedenis is lang, maar neigt niet altijd richting een westerse democratie. Daar is namelijk meer voor nodig dan een militaire interventie en goedbedoelde, maar niet-effectieve ontwikkelingshulp.
Verregaande naïviteit van het Westen in Afghanistan
Bidens fatale strategie in Afghanistan was ook het gevolg van cognitieve dissonantie. Hoewel Biden aangaf dat nation building niet het doel is van Amerikaanse interventies, handelde hij op een manier die veronderstelde dat de leden van de Taliban deels westerse waarden aanhangen – en wellicht altijd al aanhingen, want in de Fukuyamiaanse ideologie is de ontwikkeling richting een westerse democratie ook een kwestie van ‘worden wie je bent’.
Alleen deze cognitieve dissonantie kan verklaren waarom de Amerikaanse regering namen van Amerikaanse burgers, houders van een green card en Amerikaanse bondgenoten aan de Taliban doorgaf, zodat de Taliban hun vrije doorgang kon verlenen naar het vliegveld. Ook kwam aan het licht dat westerse diplomaten cursussen gender theory en modern art hebben gegeven aan Afghaanse burgers om de ontwikkeling naar een westerse democratie te versnellen.
Zo toonde een reportage van de BBC hoe Afghaanse vrouwen les kregen over het urinoir van Duchamp, met bijbehorende PowerPoint-presentatie. Het absurdistische filmpje is geen satire, deze cursussen zijn daadwerkelijk gegeven. Andermaal blijkt de verregaande naïviteit van westerse diplomaten, ngo-medewerkers en beleidsmakers.
De zachte aanpak van Biden
Na Bidens desastreuze Afghanistan-speech rijst de vraag: wat volgt hierna? Biden lijkt hier al op te hinten: na de gefaalde harde aanpak om niet-westerse landen in de richting van een westerse democratie te sturen, volgt een zachte aanpak. Amerika zal de inwoners van Afghanistan blijven ondersteunen door middel van diplomatie, internationale betrekkingen en ontwikkelingshulp – ofwel: diplomatie is oorlog met andere middelen. Hoewel deze zachte aanpak nog steeds onder het Fukuyamiaanse paradigma valt, blijken de ideologen een deel van hun politieke religie reeds te zijn kwijtgeraakt: nuking the rest of the world into democracy is gedoemd te mislukken.
Een nieuwe westerse houding
Deze eeuw zal worden gekenmerkt door de langzame implosie van het Fukuyamiaanse wereldbeeld. Na deze implosie zal het Westen genoodzaakt zijn een nieuwe houding aan te nemen jegens de Tweede en Derde Wereld. Er zijn twee opties: (1) accepteren dat de Tweede- en Derdewereldlanden nooit volwaardige westerse democratieën worden en alleen proberen de ergste excessen te voorkomen; (2) vanuit een westerse hegemonie de voorwaarden voor een volwaardige democratie in deze landen proberen te realiseren.
Lees ook dit essay van Robbert de Witt: Wat het Westen ook doet, het is nooit goed
De laatste optie vereist veel meer dan de zachte aanpak middels diplomatie en humanitaire hulp. Hiervoor zou namelijk een vergaande vorm van neokolonialisme vereist zijn. Maar niet-westerse landen zijn de westerse bemoeizucht begrijpelijkerwijs meer dan zat en het Westen is niet bereid – en mogelijk niet in staat – om deze verantwoordelijkheid (en schuld) op zich te nemen.
Met de zachte aanpak sorteert Biden al voor op de eerste optie. Na de implosie van het Fukuyamiaanse wereldbeeld moet de houding van het Westen ten opzichte van de niet-westerse wereld gebaseerd zijn op een nieuw realisme. Dit vereist voldoende en helder inzicht in het culturele landschap van het toekomstige humanitaire, militaire en (non-)interventionistische strijdtoneel – inzicht dat niet vertroebeld is door ideologisch wensdenken. Hierin ligt dan ook een grote opgave voor toekomstige beleidsmakers.