De nieuwe regering gaat het gehekelde leenstelsel uit 2015 afschaffen, omdat dit experiment al na zeven jaar bleek te zijn mislukt. Een verstandige beslissing, maar de ‘leenstelselgeneratie’ wordt niet eerlijk gecompenseerd, schrijft politicologiestudent Pieter van den Brink op EW Podium.
Pieter van den Brink (1997) begon met studeren in het jaar van de invoering van het leenstelsel. Hij behaalde een master Economie aan de Universiteit van Amsterdam, en volgt momenteel een master Politicologie aan de Vrije Universiteit.
Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week diverse artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het publieke debat. De redactie van EW neemt bij het selecteren van artikelen voor EW Podium geen standpunt in, maar biedt ruimte voor diverse opinies.
In het vorige week gepresenteerde Regeerakkoord maakte de nieuwe coalitie bekend dat het in 2015 ingevoerde leenstelsel per 2024 afgeschaft zal worden, en dat de basisbeurs zal worden heringevoerd. Voor de compensatie van studenten die de afgelopen jaren onder het leenstelsel vielen, wordt 1 miljard euro uitgetrokken. Volgens een berekening van de LSVb, de studentenvakbond, komt dit neer op ongeveer 1.000 euro per student. Ter vergelijking, de totale waarde van het niet ontvangen van vier jaar basisbeurs is ruim 13.000 euro. Ook worden er – reeds bestaande – vouchers beschikbaar gesteld voor latere bijscholing, die het gros van de afgestudeerden nooit zal gebruiken. Het kabinet schiet daarmee enorm tekort in het compenseren van de leenstelselgeneratie.
Leenstelsel: een mislukt experiment met gedupeerde proefpersonen
Vooropgesteld, de studenten die onder het leenstelsel een studieschuld zijn aangegaan, deden dit bewust en deden dat onder voor hen bekende, gunstige, voorwaarden. Ik wil dus niks afdoen aan de eigen verantwoordelijkheid die zij dragen voor de door hun opgebouwde schuld. Met het binnen tien jaar na invoering alweer afschaffen van het leenstelsel geeft het kabinet-Rutte IV echter duidelijk toe dat het leenstelsel een mislukt experiment is. Het is dan ook niet logisch, als de last van de consequenties daarvan bij de proefpersonen blijft liggen.
Daarnaast, en nog belangrijker, heeft de regering de beloftes die werden gemaakt bij de invoering van het leenstelsel bij lange na niet waargemaakt. De hoogte van je studieschuld wordt inmiddels wel degelijk meegenomen in de beoordeling van je hypotheekaanvraag, en dat blijft zo volgens het Regeerakkoord. Ook van de beloofde investeringen in de kwaliteit van het onderwijs (oplopend tot 1 miljard per jaar in 2026) met het geld dat het leenstelsel oplevert, is niks terechtgekomen.
Teleurstellende en onzinnige investeringen
Volgens de Algemene Rekenkamer werd er tussen 2015 en 2017 in totaal zo’n 280 miljoen euro daadwerkelijk extra geïnvesteerd in de kwaliteit van hoger onderwijs. Maar dat werd betaald door de hogescholen en universiteiten zelf. Pas vanaf 2018 stelde de overheid geld beschikbaar, jaarlijks oplopend vanaf 194 miljoen.
De NOS berekende dat de investeringen tussen 2015 en 2019 neerkwamen op een bedrag van 13 euro per student per maand, tegenover een misgelopen basisbeurs van bijna 300 euro per maand. Voor WO-studenten die in 2015 begon met studeren en, volledig volgens kabinetswens, nominaal een bachelor en master hebben afgerond betekent dit per saldo dat zij vier jaar fors hebben ingeleverd voor kwaliteitsverbeteringen die zij nooit hebben ervaren. Ook in de jaren hierna komt de compensatie niet in de buurt van de beloofde miljard per jaar.
Wel is er voor de gehele periode 2019-2024 een subsidiepot van 2,3 miljard beschikbaar gesteld. Tussen de ingediende aanvragen van hogescholen en universiteiten om aanspraak te maken op dit geld vinden we, naast zinvolle investeringen in onder meer online onderwijs en mentale begeleiding, plannen voor duurzame broodjes in de kantine, extra stopcontacten en Israëlische dansles.
‘Omzien naar elkaar’ geldt niet voor de leenstelselgeneratie
Studenten hebben dus duidelijk niet geprofiteerd van de afschaffing van de basisbeurs en de invoering van het leenstelsel. Zij bouwden in veel gevallen een hoge studieschuld op, terwijl zij weinig tot niks terugzagen van de vooraf gemaakte beloftes. Het is goed dat Rutte IV dat erkent door het leenstelsel weer af te schaffen. Maar met deze compensatieregeling wordt een duidelijk signaal afgegeven aan de leenstelselgeneratie: het ‘omzien naar elkaar’ uit de titel van het Coalitieakkoord slaat niet op hen.
Lees ook het EW Onderzoek Studie & Werk: Hoogopgeleiden snel opgekrabbeld na coronadip
Hoe deze (oud-)studenten met de gevolgen van het mislukte leenstelselexperiment omgaan, zoeken ze zelf maar uit. We hoeven niet te overdrijven, ondanks het feit dat de studenten van nu ook nog de coronacrisis te verwerken hebben gekregen, zijn zij echt geen nieuwe lost generation (verloren generatie). Maar als het om hun financiële toekomst gaat, zijn ze toch op zijn minst een ‘generatie Proefkonijn’.