Nederland heeft een lange traditie van een laks en naïef defensiebeleid. In het Rampjaar 1672, maar ook in 1940 en op andere cruciale momenten bleek de krijgsmacht niet voorbereid op serieuze dreigingen. Tijd om daaruit eindelijk eens lessen te trekken, schrijft historicus Job van den Broek op EW Podium.
Job van den Broek (1997) studeerde politieke en militaire geschiedenis en werkt als beleidsadviseur bij de gemeente Velsen. Daarnaast is hij actief CDA-lid en kandidaat voor de gemeenteraad in Utrecht.
Dit is een artikel voor EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Volgend jaar is het 350 jaar geleden dat Nederland – toen nog de Republiek – bijna volledig onder de voet werd gelopen door de legers van de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV en zijn Engelse en Duitse bondgenoten. Mede door een misplaatst gevoel van onkwetsbaarheid, een grove onderschatting van de geopolitieke realiteit en een gebrek aan investeringen in de landmacht kon Nederland weinig weerstand bieden tegen de invasiemacht.
De enorme economische en politieke gevolgen van deze inval hebben het jaar 1672 de vaderlandse geschiedenis doen ingaan als het ‘Rampjaar’, een historische gebeurtenis die praktisch iedere Nederlander op school geleerd krijgt en waaruit nog steeds lessen te trekken zijn.
Nog altijd een lakse en naïeve houding tegenover defensie
In de 350 jaar die het heden intussen scheiden van het Rampjaar is er natuurlijk veel veranderd. Maar één ding is steeds hetzelfde gebleven: de lakse en naïeve houding van Nederlanders ten opzichte van defensie. Zoals we allemaal weten, brak deze houding ons in de meidagen van 1940 wederom flink op: door de succesvolle neutraliteitspolitiek tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland ervan overtuigd geraakt dat een sterke krijgsmacht overbodig was, waardoor het budget voor het leger in de jaren twintig en dertig bijna halveerde. Helaas bleken 22 Duitse divisies Nederland met een vernietigende klap te doen terugkeren in de realiteit.
Na de Tweede Wereldoorlog leken we onze les eindelijk te hebben geleerd: tussen 1950 en 1989 investeerde Nederland in NAVO-verband flink in de krijgsmacht, al bleven de Nederlandse uitgaven ook toen achter op het gemiddelde in de NAVO. Deze investeringen bleken helaas van korte duur: met de val van de Muur in West- en Oost-Duitsland en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie verdween in Nederland ook volledig het gevoel van urgentie. In slechts vier jaar verloor het ministerie van Defensie bijna 20 procent van zijn totale budget. Al in 1994 waarschuwden twee officieren in vakblad Militaire Spectator (pdf) dat deze uitholling van de krijgsmacht volstrekt onverantwoord was.
De verwaarlozing van de krijgsmacht
Hun waarschuwing was aan dovemansoren gericht. Bungelden de defensie-uitgaven in 1994 nog rond de 2 procent, intussen zijn deze gedaald tot een magere 1,35 procent – ver onder de NAVO-norm van 2 procent. Dit is de krijgsmacht ook wel aan te zien. Noodkreten vanuit het leger zijn bijna wekelijkse kost en in 2021 alleen al zijn drie (!) marineschepen aan de wal gelegd wegens geldgebrek en personeelstekort.
Lees ook dit commentaar terug van René van Rijckevorsel over Defensie: gepikeerde EU moet zich niet afwenden van Amerika
Heel Nederland kon afgelopen zomer aanschouwen hoe droevig het met onze defensie is gesteld: tijdens de evacuatie vanuit Kabul in Afghanistan viel een van de twee hoogbejaarde transportvliegtuigen al vroeg uit door technische malheur. En dan hebben we het nog niet eens over het feit dat Nederland zonder hulp van de Amerikanen überhaupt niet in staat was geweest tot het uitvoeren van evacuaties.
Verder zagen we dat bij de recente overstromingen in Limburg exact hetzelfde materieel werd ingezet als bij de overstromingen in 1995, meer dan 25 jaar geleden. Tel hierbij op dat de krijgsmacht momenteel kampt met een personeelstekort van bijna negenduizend man en dat de voltallige militaire top zich in april bij hoge uitzondering geroepen voelde om publiekelijk de noodklok te luiden over de problemen bij defensie, en je kunt niet anders dan concluderen dat het defensieapparaat zich momenteel in een diepe crisis bevindt. Nederland blijkt hardleers: de lessen van 1672 en 1940 lijken wederom vergeten, terwijl de internationale veiligheidssituatie in rap tempo verslechtert.
Weer neemt Nederland vrijheid en welvaart te gemakkelijk voor lief
De jaren van euforie en positivisme die in de westerse wereld volgden op de val van de Sovjet-Unie – het fameuze ‘einde van de geschiedenis’-gevoel – liggen immers alweer ver achter ons. De verschrikkingen van de Joegoslavische Oorlogen veroorzaakten de eerste barstjes in dit veel te optimistische wereldbeeld, waarna de aanslagen op 11 september 2001, twintig jaar ‘War on Terror’ en de Russische bemoeienis met Oekraïne de rest deden – of hadden moeten doen. De realiteit is echter dat Nederland zich wederom collectief voorhoudt dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen en wederom weigert de verslechterende geopolitieke situatie tegemoet te treden met een fatsoenlijk uitgerust defensieapparaat. Zoals zo vaak nemen Nederlanders hun vrijheid en welvaart te gemakkelijk voor lief.
Lees ook het omslagverhaal van deze week over een dreigende invasie van Taiwan: China valt aan in flits of slow motion
Het publieke debat richt zich meer op allerlei bijzaken dan op de structurele ondermijning van onze manier van leven door een nog altijd gevaarlijk Rusland en een ontwakend China. Vooral laatstgenoemde begint een steeds grotere bedreiging te vormen voor de internationale rechtsorde. Door slim gebruik van zijn economische en culturele soft power heeft China de afgelopen jaren flink aan invloed gewonnen.
Maar ook militair doen de Chinezen zich steeds meer gelden: naast de permanente bemoeienis van China in de Chinese Zee lijkt een aanval op Taiwan steeds meer een kwestie van ‘wanneer’ dan van ‘of’. Hiermee neemt de kans toe dat de al langer op ramkoers liggende kernmachten China en Amerika met elkaar in conflict komen. Niemand weet precies wat de gevolgen van een dergelijke confrontatie kunnen zijn, maar één ding is duidelijk: Nederland is er niet klaar voor.
Want de Amerikanen zijn, ondanks dat ze nog steeds beschikken over het meest geavanceerde leger ter wereld, niet in staat om twee superstaten tegelijk te bestrijden. Dit betekent dat bij een Chinees-Amerikaanse oorlog Europa alleen tegenover Rusland komt te staan. Weinig is zo volatiel als de internationale veiligheidssituatie en geopolitiek is altijd onvoorspelbaar, maar hoe dit scenario zich ook zal ontwikkelen, Nederland zou op het ergste voorbereid moeten zijn.
Tijd voor een assertiever defensiebeleid
De actuele internationale spanningen vragen om een assertiever veiligheidsbeleid en flinke investeringen in de krijgsmacht. Maar in plaats van verantwoordelijkheid te nemen, blijft Nederland liever schuilen achter de Amerikanen en andere NAVO-partners, daarbij voor het gemak vergetend dat de NAVO is gestoeld op een principe van evenredigheid waaraan Nederland zich zelf al lang niet meer houdt.
Wil Nederland de komende decennia een zoveelste herhaling van het Rampjaar 1672 voorkomen, dan is het belangrijk dat we de lessen die we bijna 350 jaar geleden al hadden moeten leren, eindelijk eens ter harte nemen. Ondanks een totaal veranderde wereld blijft dat ene principe uit het Rampjaar overeind: zonder een sterke krijgsmacht ben je kwetsbaar.