Neutraal onderwijs is niet een ‘mooi’ principe, maar absolute noodzaak

BASISSCHOOLKLAS. FOTO: ANP JEROEN JUMELET

Makkelijk een eigen school kunnen oprichten: het heeft weinig te maken met vrijheid, en veel met indoctrinatie van kinderen en bevoorrechting van hoogopgeleiden. Scholen kunnen beter neutraal zijn, schrijft onderwijsanalist Johan Copier op EW Podium.

In de Volkskrant wees de tv-recensent van dienst op een documentaire over de Platoschool. De film van Yara Hannema – zij zat in de jaren tachtig op deze school – laat zien hoe de stichters vanuit esoterische idealen, geworteld in hun interpretatie van het gedachtegoed van Plato, een school in elkaar knutselden.

Niet iedereen was blij met dat Platoschoolonderwijs. Op basis van verklaringen van een docente die zich niet kon verenigen met de schoolpraktijken, verschenen er in de jaren negentig kritische krantenstukken over de realiteit op deze school: strikte kledingvoorschriften, discipline, vernedering en lijfstraffen. De publiciteit zorgde voor een drastische terugloop van het aantal leerlingen. In 2002 was het over en uit met de school.

Nu is een school op basis van het gedachtegoed van Plato sowieso, los van de inhoud van zijn ideeën, geen goed idee. Het is bijzonder ongelukkig om een school te stichten vanuit het gedachtengoed van één enkele filosoof, ongeacht welke. Onderwijs werkt, als het goed is, precies omgekeerd: een plek waar gedachten van alle belangrijke filosofen de revue passeren, en waar de leerling zelf stukje bij beetje aan zijn eigen inzichten en overtuigingen werkt. Maar dat terzijde.

Onderwijsvrijheid moest ‘onteigening’ van kinderen voorkomen

De Volkskrant vergezelde de kijktip van een opmerkelijke inleiding: ‘In Nederland kan iedereen een eigen school oprichten. Een mooi principe, dat ook heel erg mis kan lopen.’

Dit positieve frame (‘een mooi principe’) is waarschijnlijk te danken aan de positieve connotatie met het begrip vrijheid – godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Daar heeft dit principe natuurlijk helemaal niets mee te maken. Het gaat hier enkel en alleen om het verwerven van een monopoliepositie om de kinderziel te doordrenken met een bepaalde doctrine – inderdaad: een vorm van kolonisatie.

De oorsprong van dit streven ligt in een ver verleden. De bloei van het onderwijs begon in de Verlichting, toen de ratio een voorname plaats innam. Pedagoog en schooldirecteur Gerard Vatebender (1758-1822) ontvouwde een radicaal idee: hij vond onderwijs een zaak voor experts. De ouders dienden als het ware te worden onteigend, de kinderen moesten worden verlost van de particuliere en bekrompen opvattingen van hun ouders. De kinderen dienden daarom te worden ondergebracht op internaten, waar zij les zouden krijgen van mensen die ervoor hadden doorgeleerd.

 

Hoe God het klaslokaal in marcheerde

Van dat onteigeningsidee is niets terecht gekomen. Integendeel: precies het omgekeerde is gerealiseerd. Politici en ouders van protestantse en katholieke huize ijverden voor het recht om hun kinderen op te zadelen met de overtuigingen en inzichten van hun particuliere levensbeschouwing. Na een lange strijd werd ‘het mooie principe’ in 1917 gerealiseerd. Zo marcheerde God het klaslokaal in, op kosten van de belastingbetaler.

Die vermenging van onderwijs en levensbeschouwing is een slecht idee. Katholieke wiskunde bestaat niet. Als een levensbeschouwing strooit met nare sprookjes, is het ergerlijk. En wanneer de levensbeschouwelijke lessen botsen met wetenschappelijke inzichten als de evolutietheorie, is onderwijs vanuit levensbeschouwelijke snit ronduit ongewenst.

Neutrale school is waarborg voor divers wereldbeeld

Bovendien is het, uit oogpunt van burgerschapsvorming en gelijke kansen, essentieel dat kinderen naar dezelfde neutrale school gaan. Neutrale scholen zijn natuurlijk geen garantie dat er geen incidenten mogelijk zijn, maar bieden wel de beste manier om kinderen een zo goed mogelijk beeld te laten krijgen van de diversiteit aan normen en waarden. Volkskrant-columnist Aleid Truijens verwoordde het ooit treffend:

Een school waar kinderen hun hoofddoekjes, keppeltjes en Bijbels bij de kapstok achterlaten en waar ze in de pauze samen hun koosjere, halal, ecologische of hagelslagboterhammetjes eten, waar ze samen zwemmen en gymnastieken, wat is daar in godsnaam op tegen?

Ook schrijft Truijens:

Een school waar mensen van alle gezindten werken, die kinderen leren welke opvattingen en geloofsrichtingen er zoal in de wereld bestaan – wat een walhalla zou dat zijn, zo’n school.

Je moet, zo luidt veelal de tegenwerping, het niet zo zwart-wit zien. Die protestantse of rooms-katholieke signatuur is vandaag de dag enkel een formeel stempeltje. In het onderwijs van die scholen is vrijwel niets herleidbaar tot de officiële levensbeschouwing. Dat klopt. Alleen in de periferie van de bijzondere scholenwereld – de Platoschool, islamitische scholen, de Forumschool, scholen van orthodox-protestantse snit – is er een dubieuze vermenging van onderwijs en levensbeschouwelijke beïnvloeding. Maar het verhaal is groter.

Scholen zijn vrijwel autonoom, met alle consequenties van dien

Het ‘mooie’ principe vormt de basis voor een duaal stelsel, waarin de scholen vrijwel autonoom zijn – de schoolbesturen gaan over de inhoud en organisatie van het onderwijs – en de minister verantwoordelijkheid draagt voor het stelsel, maar geen invloed heeft op de inhoud van het onderwijs op de scholen. Met alle consequenties van dien.

Hoogopgeleide ouders sturen hun kinderen naar scholen die zich richten op kinderen van hoogopgeleide ouders, en zo ontstaat een scherpe scheiding tussen leerlingen uit verschillende milieus. Die scheiding leidt ertoe dat op de ene basisschool het dominante advies vmbo-kader is en op de andere school havo/vwo. De vrijheid van onderwijs zorgt er ook voor dat de minister in bijvoorbeeld de lees- en rekencrisis niet effectief kan optreden – de minister gaat er immer niet over.

De vrijheid van onderwijs zorgde in het verleden voor de emancipatie van protestantse en rooms-katholieke burgers, maar nu is het een instrument voor de hoogopgeleiden om hun bevoorrechte positie te handhaven. Als onderwijs emanciperend zou moeten zijn voor alle leerlingen, dan is het tijd voor verandering.