In het hoger onderwijs gaat veel – en steeds meer – mis. Dat blijft zo, zolang rendement hoger wordt aangeslagen dan kwaliteit. Hierover schreef Timen Sijens zijn scriptie, die de Algemene Rekenkamer bekroonde met een prijs. Op EW Podium deelt hij zijn bevindingen.
Alleen maar extra geld, dat lost de hoge werkdruk en het rendementsdenken niet op. Dit is één van de conclusies uit mijn scriptie over het hoger onderwijs. Daar ontstond de afgelopen decennia een disbalans tussen op rendement gebaseerde doelmatigheid(sdenken) en op inhoud gerichte onderwijskwaliteit en doeltreffendheid, zo toont mijn onderzoek. Die disbalans leidde onder meer tot de Inholland-fraudeaffaire van 2010, de grootste vertrouwenscrisis in het hoger onderwijs.
Waarop moeten we op letten om van dergelijke fouten te leren? Mijn scriptieonderzoek geeft enkele aanwijzingen. Mijn hoofdvraag: hoe verliep de borging van het eindniveau van opleidingen in het hoger onderwijs van 1985 tot 2019?
Centraal in het onderzoek stonden drie hoofdrolspelers in de onderwijssector: het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OCW) dat de koers voor de sector bepaalt, de Inspectie van het Onderwijs die de kwaliteit van het stelsel voor hoger onderwijs beoordeelt en bevordert, en de instellingen die het beleid in de praktijk vertalen.
Via systematische analyse van primaire bronnen van OCW en de Inspectie reconstrueerde ik de ontwikkeling van de borging van het eindniveau. Ook onderzocht ik de vertaling van dit beleid in de praktijk, bij de Groningse letterenfaculteit.
Symptoombestrijding
Centraal in mijn conclusie staat het archetype uit de systeemtheorie van de Amerikaanse organisatiewetenschapper Peter Senge: shifting the burden – de last verplaatsen. In plaats van echte problemen oplossen, focust een organisatie hardnekkig op symptomatische oplossingen die het probleem niet verhelpen.
In de onderzoeksperiode, die ruim dertig jaar beslaat, blijkt zo’n spanning te bestaan tussen het denken over (en definiëren van) kwaliteit in termen van rendement en de inhoudelijk gedefinieerde onderwijskwaliteit. Hoofdrolspelers zien en erkennen die spanning nauwelijks, laat staan dat ze er iets aan doen.
Oorzaak was de politieke consensus over beheersing van de overheidsuitgaven. De invoering van het outputfinancieringsstelsel, dat universiteiten beloont voor studenten die binnen een bepaalde termijn afstuderen, was een ‘logische’ stap.
Brede toegankelijkheid van het onderwijs was een speerpunt. Echter: meer studenten, minder geld en hogere rendementen leidden onherroepelijk tot een spanningsveld. Binnen die logica werd kwaliteit al gauw het enige ventiel dat de druk op het systeem kon verlagen.
Vicieuze cirkel
Er blijken tal van maatregelen genomen ter borging van de kwaliteit, die echter erop waren gericht om het spanningsveld beheersbaar te houden. Dit waren oplossingen ter bestrijding van de symptomen en prikkels om de rendementen te verhogen.
Senges theorie voorspelt dat het fundamentele probleem dan verergert en de symptomen in hevigheid toenemen. Dat leidt tot een vicieuze cirkel, met nog meer negatieve neveneffecten. Dit blijkt ook uit mijn onderzoek: de overheid scherpte maatregelen voortdurend aan – nota bene aangejaagd door de Inspectie, die zelf schrijft (onder meer) als doel te hebben om de kwaliteit van het hoger onderwijsstelsel te beoordelen en te bevorderen. Negatieve neveneffecten waren onder meer een hogere werkdruk voor docenten.
Zolang het spanningsveld tussen rendement en kwaliteit in het hoger onderwijs niet ter discussie staat, blijft het fundamentele probleem onaangeroerd en worden de problemen heviger. Extra geld voor het hoger onderwijs werkt dan als symptoombestrijding.
Een hiermee samenhangende vraag is: hoe wenselijk is het dat de Inspectie de (mede)aanjager is van rendement? En wat als de sterke focus op rendement van zowel de Inspectie als de andere externe bewaker, de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, leidt tot het verdwijnen van moeilijke maar essentiële vakken?
De rol van de controlerende instituties moet altijd gaan over de combinatie van doelmatigheid en inhoudelijke doeltreffendheid van overheidsbeleid. Bovenal is er een fundamentele discussie nodig over het financieringsmodel en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.