De Gouden Koets: van trots volksgeschenk tot nationaal ongemak

02 juli 2021Leestijd: 8 minuten
Koning Willem-Alexander tijdens de opening van de expositie De Gouden Koets in het Amsterdam Museum. Foto: ANP.

‘Prachtig gerestaureerd, niks meer aan doen,’ schreef een enthousiaste twitteraar op 19 juni na het bezoeken van het Amsterdam Museum waar de Gouden Koets nu valt te bewonderen. Velen vinden dat het rijtuig voortaan binnen moet blijven. Maar er zijn betere opties, zo betoogt Pieter Verhoeve, burgemeester van Gouda en voorzitter van de Koninklijke Bond van Oranjeverenigingen, in een artikel voor EW Podium.

Nil novo sub sole: er is niets nieuws onder de zon. Nadat de jonge koningin Wilhelmina de Gouden Koets als ‘vrucht van Nederlandse nijverheid’ had ontvangen als geschenk van het ‘Amsterdamsche Volk’, gebruikte ze het rijtuig aanvankelijk niet. Rond 1900 overwoog ze het zelfs permanent in het Rijksmuseum te stallen. Na haar huwelijk met Hendrik in 1901 gebeurde dit ook daadwerkelijk, tussen mei en september van dat jaar.

Mr. drs. Pieter Verhoeve (1981) is voorzitter van de Koninklijke Bond van Oranjeverenigingen en burgemeester van Gouda. Hij maakte op verzoek van het Amsterdam Museum deel uit van het expertteam dat betrokken was bij de voorbereiding van de expositie.

Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.

Toch bracht de firma Spyker de koninklijke ‘vigilant’ terug naar Noordeinde. Natuurlijk zat de hofhouding niet om vervoermiddelen verlegen. Koetsen had en heeft het hof genoeg. Momenteel telt het Koninklijk Staldepartement ongeveer zeventig koetsen, waarvan er circa twintig gebruikt worden, bijvoorbeeld voor diplomaten die hun geloofsbrieven aan ons staatshoofd overhandigen na een tochtje tussen residentie en paleis.

Bekendste voertuig van Nederland

De Gouden Koets is een fenomeen. In de 123 jaar dat dit rijtuig bestaat, is het zelden gebruikt. De afgelopen vijf jaar in het geheel niet. Na Prinsjesdag 2015 is er vanuit de begroting van de Koning zelf circa 1,2 miljoen euro uitgegeven aan de restauratie van onderstel, kast, stoffering en bok. Toch is deze ‘Gouden Kar’ (Lucky TV) bekender dan de bolide van Max Verstappen. Hoe komt dat toch?

In Amsterdam ontstond al rond 1896 euforie over de aanstaande inhuldiging van Wilhelmina als eerste Oranjevorstin. Ze was nog maar net 16 jaar oud, net als Alexia nu, toen er op diverse plekken in de stad ‘Kroningsverenigingen’ opgericht werden. De verzuilde en verdeelde samenleving op de drempel van de twintigste eeuw snakte naar eenheid. Van Joden tot liberalen; van arbeiders tot hervormden.

De ‘kwartjeskoets’ als volksgeschenk

Het was de Oranjevereniging rond de Willemstraat, in de Amsterdamse volkswijk Jordaan, die bedacht een koninklijk cadeau te geven in de vorm van een ‘Vorstelijke Gouden Staatsiekoets’. On-Nederlands uitbundig. ‘Op initiatief van het volk zelf, zonder eenigen invloed van buiten.’

Oranjeliefde laaide op in de hoofdstad; socialistische protesten ten spijt. Bordurende weesmeisjes, arbeiders uit de Jordaan die een kwartje doneerden tot en met rijke industriëlen: velen droegen bij aan de financiering en productie van de ‘kwartjeskoets’. Men wilde de jonge vorstin het mooiste geven wat men vervaardigen kon: een koets bedekt met bladgoud en voorzien van elektrische lantaarns. Crowdfunding en gesammtkunstwerk ineen.

De Gouden Koets als eerbetoon aan de democratie

Tradities worden uitgevonden. Ondanks haar aanvankelijke terughoudendheid koos Wilhelmina er vanaf 1903 voor om de Gouden Koets te gebruiken tijdens Prinsjesdag. Daarvoor en daarna was de eer voorbehouden aan de Glazen Koets, een fraaie vierwieler van Brusselse makelij uit 1826. Besteld door koopman-koning Willem I in de tijd dat het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden behalve de overzeese gebiedsdelen, Texel én Luxemburg omvatte.

Let wel: het inzetten van een koets tijdens de opening van het parlementaire jaar is gestoeld op een eeuwenoude traditie. Het staatshoofd toont met het gebruiken van diens fraaiste vervoermiddel zijn diplomatieke, protocollaire en constitutionele eerbied voor het hoogste staatsorgaan: het parlement. Diplomatie bestaat bij gratie van exclusiviteit.

Niet voor niets wijdden de toenmalige burgemeesters van Amsterdam (Job Cohen) en Den Haag (Jozias van Aartsen) ronkende en snorrende teksten over de inzet van dit nationaal erfgoed. Cohen: ‘Dit geschenk van de Amsterdamse bevolking is in der loop der tijd uitgegroeid tot een nationaal symbool van de verbondenheid tussen ons volk en vorstenhuis en op Prinsjesdag van onze parlementaire democratie.’ Van Aartsen vulde aan: ‘De Troonrede houdt ons een harde werkelijkheid voor. Die gaat vergezeld met dat sprookjesachtige beeld: die flonkerende Gouden Koets met de acht fiere paarden die over ons betoverend mooie Lange Voorhout rijdt.’ Was getekend, 2010.

Symbool van ongemak

Tijdens de opening van de koninklijke expositie op een snikhete junidag in 2021 las ik deze citaten uit 2010 voor aan Zijne Majesteit en burgemeester Femke Halsema. Zouden een decennium later dezelfde teksten voorstelbaar zijn?

Als Oranjegezinde burgemeester maakte ik deel uit van de klankbordgroep die het Amsterdam Museum instelde. Met in aanvang voorzien van een stevige stelligheid deed ik mee aan diverse zoomsessies. Zou het niet haalbaar zijn om, met duiding en uitleg, de Gouden Koets weer te laten rijden? We slopen toch ook niet de Indische Zaal uit Paleis Noordeinde? En hoeveel panden in de binnenstad van Amsterdam zijn niet met slaven- of plantagegeld gefinancierd? Zo ging ik op reis, samen met twintig experts uit het hele land.

Kolonialisme

We vormden een even bizarre als boeiende coalitie: Black Lives Matter-activisten, republikeinen, hoogleraren en representanten vanuit de voormalige kolonies. Met elkaar gaven we feedback aan de curatoren; wederkerig leerzaam. Gaandeweg leerde ik de boosheid en het verlangen naar erkenning vanuit de onderdrukte gemeenschappen beter te begrijpen. Hun pijn werd – voor zover dat kon – ook mijn pijn. Het maakte dat ik zachter en genuanceerder ging kijken naar de Gouden Koets en diens toekomst.

De Gouden Koets is inmiddels beladen erfgoed. Voornamelijk vanwege het ‘slavenpaneel’. In de allegorische voorstelling ‘Hulde der Koloniën’ is te zien hoe gekleurde onderdanen eerbiedig buigen voor een blanke dame op een troon. Hoewel de slavernij reeds lang was afgeschaft, geeft het paneel een onderdanige indruk. Blanke superioriteit als normatief. Dit leidde ertoe dat Tweede Kamerleden Mariko Peters (GroenLinks) en Harry van Bommel (SP) in 2011 voorstelden deze linkerzijde te verwijderen. Sindsdien zwol de kritiek aan. In 2015 duidde de NOS de Koets inmiddels als ‘nationale splijtzwam’. Hoewel ik dit ongemak beter begrijp, is het toch niet te simplistisch?

Met de kennis van nu

De jonge hoogleraar Van der Waay was een begenadigd kunstenaar. Hij schilderde delen van het Rijksmuseum en was als illustrator verbonden aan Elseviers Maandblad.

Lees ook dit commentaar van Joppe Gloerich terug: Hulde, de Gouden Koets is straks elke dag te zien

Net als iedereen was Van der Waay een kind van zijn tijd. Het maken van onderscheid tussen volkeren en mensenrassen was (helaas) ‘normaal’. Het sociaal-darwinisme werd invloedrijk. Natuurlijke selectie, het uitschakelen van ‘idioten’ en eugenetica (rasverbetering) wordt populair. Rond 1883 tekende Van der Waay voor het paviljoen van Amsterdam tijdens de wereldtentoonstelling. Op dezelfde expo waren in een circustent tegen betaling 28 Surinamers te bekijken. Met de kennis van nu, weerzinwekkend.

Slavernij is niet zwart-wit

Moeten we vandaag de dag de Gouden Koets dan zien als een voorbeeld van ‘racistische beeldvorming door koloniale machthebbers’? Dit zijn de woorden van historicus Karwan Fatah-Black in de bundel van de Gouden Koets-tentoonstelling. Ik zou het anders kwalificeren.

De geschiedenis van de slavernij is oneindig complex. Het onderdrukken, verhandelen en misbruiken van medemensen zijn een oeroud kwaad van alle tijden en plaatsen. Niet alleen de ‘blanken’ van nu zijn verantwoordelijk voor de slavernij en het racisme van toen. Mensen doen elkaar onrecht aan. Binnen en buiten raciale, tribale en nationale structuren. Wereldwijd schonden Nederlandse én lokale machthebbers de menselijke waardigheid. Ik vind het passend en indrukwekkend dat daar steeds meer aandacht voor komt, zoals tijdens de interculturele viering van Keti Koti deze week.

Zeden veranderen

Hoe zit het dan met die figuren op de Gouden Koets die buigen voor een troon? Verheven dames waren in de (neo-classistische) kunst geen vreemd verschijnsel. Al sinds de klassieke Oudheid werden stadsstaten allegorisch voorgesteld als een maagd. Op diverse glazen in de Goudse Sint-Jan bijvoorbeeld, staan metershoge afbeeldingen van Stedenmaagden. Op het beroemde raam 1 (uit 1596) zit ‘Vrouwe Conscientia’ (gewetensvrijheid) in een voorname koets die een man – ‘tirannie’ – verplettert. Iconografisch gezien is het niet vreemd dat voor een deftige dame wordt gebogen. Eerbied voor een vorstin is niet intrinsiek racistisch. Een samenleving heeft doorgaans baat bij respect voor gezagsdragers.

Er is meer vreemds te zien op de Gouden Koets. Zo staan op het rechterpaneel, dus aan de kant waar het staatshoofd uitstapt, naakte ventjes afgebeeld als symbool voor het jonge Nederland. Ook dat dat zouden we vandaag de dag niet meer zo weergeven. De Gouden Koets toont het zelfbeeld van ons koninkrijk in 1898. Zeden veranderen.

Nederlanders hebben moeite met hiërarchie

Het is niet alleen de verwerking van het koloniale verleden dat ons thans verlegenheid geeft rond de toekomst van de Gouden Koets. Mijn bescheiden inschatting is dat er nog iets heel anders ons – koninkrijksgenoten – parten speelt: ongemak met hiërarchie.

Al sinds de late Middeleeuwen praat in de polder iedereen overal over mee. Zo ontstonden de waterschappen. Vooral Hollanders hebben doorgaans weinig talent voor dignitas en vorstelijk vertoon. In onze polders worden mensen die hun nek boven het maaiveld uitsteken niet a priori gewaardeerd. Het calvinisme vond sinds 1572 juist hier voet aan de grond, omdat hun kerkstructuur – liever bottom-up dan top-down – aansloot bij de particularistische mentaliteit in de Lage Landen.

Hier regeert in de zeventiende eeuw geen koningshuis, maar ontstaat er een republiek met een vorst. De facto is die er nog steeds. Er functioneert sinds 1815 weliswaar een koningshuis, maar steeds meer ingeperkt en gebonden aan wet- en regelgeving. Nederland en de monarchie kennen namelijk een hybride verhouding. Koningsdag is enerzijds de grootste nationale feestdag; anderzijds is te veel grandeur (een speedboot, een flonkerende koets) brandstof voor kritiek.

Het is deze combinatie van anti-elitair, republikeins, emancipatoir en cultuurcalvinistisch denken waardoor de Gouden Koets in tien jaar tijd (opnieuw) tot voertuig des aanstoots is geworden. De internationale Black Lives Matter-beweging en andere burgerrechtenactivisten versterkten de kantelende beeldvorming.

Wat nu?

De Gouden Koets staat nu in een museum. Komende Prinsjesdag blijft hij binnen. Verstandig. In het ontredderde Nederland van na de oorlog koos Wilhelmina op die dag bewust voor een auto. Terwijl onze Koning zich op andere manieren verplaatst, kan ik me voorstellen dat de Gouden Koets een eigen reis maakt. Als museaal topstuk in een reizende tentoonstelling, die door ons koninkrijk gaat, voorzien van een veelstemmige duiding.

In musea wordt immers onze samenleving gevonden en gemaakt. Het is eerder gebeurd. Om de Wederopbouw te stimuleren, werd de Gouden Koets in 1949 van de ene gebombardeerde stad naar de andere geteisterde plaats gevaren aan boord van binnenvaartschip de ‘Mawa’. Een reizende Gouden Koets kan in 2021 opnieuw dienen als vehikel van emancipatie en dialoog. Losmaken van ons verleden is onmogelijk. Ons inzetten voor een mooie toekomst kan wel.

Er is een gebrek aan vredestichters 

Het zou me een lief ding waard zijn als er door de expositie over en met de Gouden Koets een open gesprek ontstaat welk samenbindend, openbaar ritueel er wel mogelijk is met dit collectieve erfstuk. Zo’n dialoog bereikt allicht meer dan het neerhalen van standbeelden of het uitzagen van panelen. Weg van het grote geschreeuw; samen tasten naar open en zachte woorden. Zoiets als de apostel Jacobus ooit schreef: ‘Snel om te horen en langzaam om te spreken, langzaam tot toorn.’

Geschiedenis beschouw ik, met wijlen professor Arie van Deursen, als een vorm van naastenliefde. Vergevingsgezindheid en een irenische gestalte jegens ons voorgeslacht brengt ons verder dan veroordeling. Aan stenengooiers is nimmer gebrek; aan vredestichters wel.

Wil jij een reactie geven op dit artikel? Discussieer mee! Stuur een reactie van minimaal 200 woorden naar [email protected]. Inhoudelijke reacties die voldoen aan de algemene fatsoensnormen worden geplaatst onder dit bericht. Zie voorwaarden.