Het nieuwe kabinet kent veel bekende gezichten, premier Mark Rutte (VVD) voorop. Nederlandse bestuurders lijken nogal gehecht aan de macht. Dit ‘plucheplakken’ is een bekende zwakte van hedendaagse elites in westerse landen. Terwijl de democratie juist gebaat is bij meer bescheiden, onbaatzuchtige leiders, schrijft historicus Matthijs Tieleman op EW Podium.
Het kabinet-Rutte IV is een feit. Als het de rit uitzit, dan is Mark Rutte in 2025 maar liefst vijftien jaar premier geweest. Rutte is niet de enige politicus die lang aan het pluche kleeft. Het is even wennen dat de Duitse bondskanselier niet Angela Merkel heet, en de Amerikaanse oud-president Donald Trump maakt zich op voor een rentree in 2024. Om over autocratische machtsverslaafden als Vladimir Poetin en Xi Jinping maar niet te spreken.
Plucheplakkers ondermijnen het vertrouwen in de politiek
Matthijs Tieleman (1990) is historicus en amerikanist. Onlangs promoveerde hij aan de University of California, Los Angeles (UCLA) en momenteel is hij postdoctoraal onderzoeker aan de Arizona State University.
Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Plucheplakken lijkt soms stabiliteit te brengen, maar op de lange termijn ondermijnt het het vertrouwen in de politiek. Lang zittende leiders blijken vooral te handelen uit persoonlijk belang in plaats van het algemeen belang, zeker als zij zoals Rutte achtervolgd worden door schandalen. Juist op een moment in de geschiedenis met zo weinig vertrouwen in de politiek is dat problematisch.
Politiek leiderschap kan en moet anders. Neem de generaal en staatsman George Washington (1732-1799). Na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog werd hij alom gerespecteerd als de leider van het zegevierende revolutionaire leger. De absolute macht over de nieuwe Verenigde Staten lag binnen handbereik.
Maar in plaats van die macht te grijpen, zoals bijvoorbeeld Napoleon in Frankrijk zou doen, nam Washington in 1783 ontslag als bevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten. Zijn vrijwillige terugtreding werd één van de belangrijkste momenten in de Amerikaanse geschiedenis.
In een democratie moeten leiders zelfbeheersing tonen
Door zich steeds bescheiden te tonen in zijn politieke ambities, stelde Washington normen voor het morele karakter van de nieuwe natie en haar leiderschap. Ook toen hij in 1789 tot president werd verkozen, liet hij zich niet verleiden door machtswellust. Na twee ambtstermijnen was Washington nog altijd populair, en niets belemmerde hem om president te blijven, maar toch stelde hij zich niet herkiesbaar.
Koning George III van Groot-Brittannië, voormalig aartsrivaal van Washington, was zo onder de indruk van dit bescheiden en onbaatzuchtig leiderschap dat hij hem ‘de grootste man van zijn tijd’ noemde.
Met de democratisering kwamen ook de volksmenners
Het politiek leiderschap van George Washington staat in schril contrast met het leiderschap in onze tijd, dat een treurig resultaat mag heten van de institutionele en maatschappelijke veranderingen van de afgelopen eeuwen en vooral de laatste decennia.
De wereld die Washington en zijn revolutionaire metgezellen schiepen, was in zekere opzichten democratischer dan voorheen, maar volgens sommigen niet democratisch genoeg. Alleen de elite – in die tijd blanke mannen met bezittingen – had de capaciteit om goed geïnformeerd te zijn, deugdzaamheid te kweken en de juiste vertegenwoordigers te kiezen, volgens de Amerikaanse revolutionairen.
Lees ook het omslagverhaal van deze week: Hoe Kaag haar huid duur verkocht en Rutte zonder rem fietst
In de eeuwen na de Amerikaanse revolutie volgden er nog andere grote omwentelingen, te beginnen met de Franse revolutie, die de democratie toegankelijker maakten, met zowel positieve en negatieve effecten. Een positieve uitwerking was dat meer burgers mochten participeren in de democratie. Burgers die voorheen werden buitengesloten – vrouwen, armen, etnische minderheden – wisten zich opeens politiek vertegenwoordigd. Maar die democratisering reduceerde de politiek ook tot volksmennerij. Populariteit in de vorm van electoraal succes werd de leidende maatstaf voor goed leiderschap.
Grenzeloze geldingsdrang vermomd als dienstbaarheid
In de laatste twee decennia zijn democratische instituties in het Westen opnieuw onder druk komen te staan. Dat is vormend voor het maatschappelijk leiderschap, breed genomen. Instituties die het fundament zouden moeten vormen voor de democratie, zoals het parlement, maar ook de journalistiek en de universiteiten, zijn platformen voor zelfpromotie geworden voor een bestuurlijke elite. Ten gevolge kleven politici aan het pluche onder het mom van dienstbaarheid, en gedekt door een zogenaamde (electorale) populariteit, maar in de praktijk uit ijdelheid en eigenbelang.
De legitimatie voor het mogelijk vijftienjarige premierschap van Mark Rutte is dat de kiezers hem en zijn partij (VVD) steeds weer hebben verkozen. Daarmee ligt de verantwoordelijkheid voor het plucheplakken bij de kiezer en niet bij de leider. Politieke leiders werken niet alleen bij de gratie des volks, maar hebben ook de verantwoordelijkheid instituties te waarborgen, juist in en ná hun leiderschap. Ruttes eeuwige succes heeft bijvoorbeeld de VVD in een neerwaartse spiraal gebracht. Die partij heeft het premierschap nodig om haar almaar groter wordende ideologische leegte op te vullen.
Een deugdzame elite kent de grenzen van haar ambities
Het plucheplakken is een symptoom van het falen van de moderne democratie om een deugdzame elite te creëren die de grenzen van haar persoonlijke ambities kent. Die elite wordt niet meer gezien als een noodzakelijke klasse die zorgvuldig gecontroleerd en gecultiveerd moet worden. In tegenstelling tot in de achttiende eeuw gaat het maatschappelijk discours zelden over welke deugden en waarden wenselijk zijn in die elite, waartoe onder meer de politieke leiders behoren.
Lees ook van Matthijs Tieleman: Drugsrevolutie in Amerika streeft Nederland voorbij
De Amerikaanse revolutionairen begrepen dat onbaatzuchtig en nederig leiderschap, zoals George Washington dat uitoefende, cruciaal was voor een stabiel bestuur met brede steun in de samenleving. Het presidentschap was niet een platform voor Washington als persoon. Het presidentschap diende hem niet; hij diende het instituut – en daarmee de Grondwet.
De elites in de hedendaagse, westerse democratieën mogen een voorbeeld nemen aan de stichters van de Verenigde Staten. Hun erfenis is een opdracht voor bestuurders, nu en in de toekomst, om democratische instituties te bouwen en te verstevigen, in plaats van ze te misbruiken voor persoonlijke ambities. En om een deugdzame en bescheiden elite te kweken, in plaats van die opportunistisch af te knauwen om populisten electoraal af te vangen. En om een stuk sneller op te stappen, ook – misschien zelfs juist – als hun politieke carrière haar hoogtepunt nog niet heeft bereikt.