De onstuitbare radicalisering van FVD en zijn voorman Thierry Baudet roept vragen op over de veiligheid van de democratische rechtsstaat. Er is genoeg reden om te kijken naar een partijverbod of andere juridische maatregelen – en dat is niet voor het eerst in de geschiedenis. Tijd dat de rechterlijke macht een oordeel velt, schrijft historicus Job van den Broek op EW Podium.
Job van den Broek (1997) studeerde politieke en militaire geschiedenis en werkt als adviseur bij een brancheorganisatie. Daarnaast is hij actief voor het CDA in Utrecht.
EW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. Plaatsing hoeft geen redactionele instemming te betekenen.
We moeten het hebben over Forum voor Democratie (FVD). De steeds verdergaande radicalisering van de partij noopt ons kritisch te kijken naar de weerbaarheid van onze democratie tegen radicale krachten. De tot nu toe gebruikte tactieken om FVD in toom te houden, zoals het de facto cordon sanitair van andere partijen, het negeren of juist keihard confronteren en onlangs het weglopen van het voltallige kabinet, worden door FVD handig geframed in eigen voordeel. Vooralsnog is dit alleen maar meer olie op het vuur van de oplaaiende veenbrand in onze democratie.
FVD: veenbrand in de democratie
Deze veenbrand begint een steeds groter probleem te worden. Wat ooit begon als een liberaal-democratische denktank en later als het ‘redelijke alternatief’ voor de PVV, is intussen verworden tot een volledig buiten de samenleving staande partij van antisemieten, complotdenkers, Poetin-Verstehers en genocide-apologeten die op een omfloerste wijze oproept tot geweld. Dat is allemaal niet fraai, maar maakt dit FVD ook echt tot een bedreiging voor de democratische rechtstaat?
Laten we beginnen bij het volgende citaat:
Nog duidelijker voor het grote publiek was de radicalisering ten aanzien van de buitenlandse politiek. In februari 2022 verklaarde Baudet zich solidair met Rusland, dat zojuist Oekraïne was binnengevallen, en sedertdien steunde FVD de agressieve politiek van Poetins Rusland en Loekasjenko’s Belarus. Naarmate deze opstelling FVD meer isoleerde, werd ook haar binnenlands-politieke optreden steeds tomelozer en vulgairder en haar tactiek steeds minder burgerlijk en ‘legaal’.
Iedereen die de Nederlandse politiek op de voet volgt, leest hierin een feitenrelaas van hetgeen zich sinds het begin van de Russische inval in Oekraïne heeft voltrokken binnen FVD. Hoewel FVD zich al langer aan de randen van het ‘burgerlijke’ bevindt, hebben de rabiate uitspraken na de invasie een nog grotere vlucht genomen, met de ‘spionbeschuldiging’ aan het adres van Sigrid Kaag bij de meest recente Algemene Politieke Beschouwingen als voorlopig parlementair dieptepunt.
Maar wat nou als ik u vertel dat bovenstaand citaat geen feitenrelaas is over FVD, maar rechtstreeks door mij is overgenomen van het Wikipedia-lemma over de NSB, waarbij ik slechts ‘NSB’ heb vervangen door ‘FVD’, ‘Duitsland/Hitler’ door ‘Rusland/Poetin’ en ‘Italië/Mussolini’ door ‘Belarus/Loekasjenko’?
De geschiedenis herhaalt zich niet, maar rijmt wel
Hoewel ik hiermee absoluut niet wil beweren dat FVD de nieuwe NSB is, zijn bepaalde parallellen wel degelijk te trekken. Zoals wel vaker herhaalt de geschiedenis zich niet, maar rijmt zij wel. Zo positioneerde de NSB zich in haar beginjaren expliciet als beweging, een terminologie die FVD ook consequent hanteert. De NSB-beweging was net als FVD in haar beginjaren nog relatief gematigd en wist een substantieel deel van het electoraat aan zich te binden. Maar daar houden de parallellen niet op.
Na een aantal jaren begon de NSB van binnenuit te radicaliseren en vervreemdde zij veel gematigde kiezers van zich. Ze omarmde de extremistisch-racistische theorie van ‘Bloed en Bodem’, waarmee FVD’s vaak gebruikte ‘omvolkingstheorie’ nauw verbonden is. Daarop volgde, zoals het citaat hierboven laat zien, een verdere radicalisering toen het ‘Grote Voorbeeld’ van de partij – Hitler en Mussolini bij de NSB, Poetin bij FVD – overging tot een illegale, genocidale inval van een buurland. Hiermee is nog niet gezegd dat FVD net zo staatsgevaarlijk en extremistisch is als de NSB destijds, in het licht van de invasie door nazi-Duitsland, maar beide bewegingen spiegelen elkaar wel in een opvallend gelijkend proces van radicalisering.
Politiek staat onmachtig tegenover radicaliserende FVD
Een punt waarop de vergelijking tussen beide bewegingen echter mank gaat, is de reactie van de samenleving erop. Waar de NSB na 1935 steeds harder werd aangepakt (zo werd het ambtenaren verboden lid te zijn), is de reactie op FVD vooralsnog veel woorden van afkeuring, maar weinig daden. Na lang soebatten krijgt Thierry Baudet nu eindelijk een ‘serieuze’ sanctie aan zijn broek, in de vorm van een schorsing van maar liefst een week (!) voor vergaderingen in de Tweede Kamer. Overigens is die straf niet eens voor het consequent ondermijnen van de democratische rechtsstaat, maar voor het niet opgeven van zijn nevenfuncties.
Hiermee is dit voorbeeld symbolisch voor de onmacht van de Nederlandse politiek om iets te doen aan de ondermijnende uitspraken van FVD. Dat het eindpunt van de radicalisering van FVD nog niet in zicht lijkt, wordt geïllustreerd door de uitroep van Baudet dat Nederland wordt geleid door ‘reptielen’ – een van de meest waanzinnige complottheorieën die tegenwoordig de ronde doen. Nu de politiek dus niet in staat lijkt om de veenbrand genaamd FVD te blussen, wordt het tijd om met zwaarder geschut voor de dag te komen: de rechter.
Wat kan en moet de rechter doen tegen FVD?
Het is hoog tijd dat het Openbaar Ministerie gaat onderzoeken of de activiteiten van FVD niet zodanig ingaan tegen het landsbelang dat er gesproken kan worden van een schending van artikel 2:20 van het burgerlijk wetboek, waarmee een rechter een vereniging – en dus ook een politieke partij – in het uiterste geval kan verbieden. Denk hierbij aan de structurele ondermijning van de coronamaatregelen, het actief toejuichen van ongehoorzaamheid aan de wet (in een eerdere versie van art. 2:20 nog expliciet verboden) en het oproepen tot geweld.
Lees ook van Constanteyn Roelofs: FVD-fantasten als ridders van de Tweede Kamer
Ook een schending van artikel 97 van het wetboek van strafrecht (tegen ‘landsverraad’) zou onderzocht moeten worden met het oog op Baudets recente uitspraken over ‘de held Poetin’ die ‘onze oorlog’ zou strijden. Vooral de uitspraak dat ‘wij alles zouden moeten doen om hem [Poetin] te ondersteunen’ lijkt een direct geval van een overtreding van in elk geval lid 2 van het artikel over misdrijven tegen de staat. Ook de veronderstelde banden van Baudet met Rusland zouden in het licht hiervan een nader juridisch onderzoek rechtvaardigen. Let wel: over dit alles kan alleen een rechter oordelen. En dat is nog geen sinecure.
Een ‘weerbare democratie’ kan ingrijpen
In zijn werk Weerbare Democratie gaat de Leidse hoogleraar Bastiaan Rijpkema in op de vraag hoe een democratie moet omgaan met partijen die de democratie ondermijnen. Om meteen één belangrijk bezwaar tégen het verbieden weg te nemen: verbieden van een politieke partij heeft wel degelijk zin, zo blijkt uit verschillende academische studies naar dit vraagstuk (Rijpkema noemt er een aantal in hoofdstuk 2.3 van zijn boek).
De vraag óf en hoe een eventueel verbod op grond van de huidige acties van FVD juridisch mogelijk zou zijn, is een stuk lastiger te beantwoorden. De Nederlandse wet is bijzonder vaag over dit vraagstuk. Een verbod volgens artikel 2:20 BW vereist ‘werkzaamheid in strijd met de openbare orde’, maar het begrip ‘openbare orde’ is in de Nederlandse wet niet exact gedefinieerd. Zonder al te veel in de juridische details te treden verwijs ik wel naar de jurisprudentie waarin de Hoge Raad, met een beroep op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, oordeelt dat het verbieden van een vereniging – en dus een partij – soms zelfs noodzakelijk is met het oog op het beschermen van de openbare orde. Wederom is het hierbij aan de rechter om het oordeel te vellen of dit ook geldt voor Forum voor Democratie.
Het is wel degelijk mogelijk om partijen te verbieden
Er bestaat overigens wel een precedent: in 1998 werd de partij CP’86 door de rechter verboden en ontbonden op basis van dit wetsartikel. Het is dus wel degelijk mogelijk om politieke partijen te verbieden, al waren de gronden waarop CP’86 werd verboden – aanzetten tot haat en discriminatie – beter verankerd in de ‘openbare orde’ dan de subtielere ondermijning waaraan FVD zich schuldig maakt.
Toch zouden de recente uitspraken en acties van FVD, waartegen onze politiek vooralsnog machteloos staat, wat mij betreft hoognodig door de rechterlijke macht moeten worden getoetst aan de kaders van de rechtstaat, al was het maar omdat de uitspraak van het EHRM waar de Hoge Raad naar verwijst in haar arrest omtrent het verbieden van de beruchte ‘pedovereniging’ Martijn de staat dwingt proactief te handelen ter bescherming van de democratische rechtsstaat. Dat geldt ook voor het geval waarin de gedaagde zich nog niet (openlijk) schuldig heeft gemaakt aan een daadwerkelijke aanval op de rechtsstaat.
Een partijverbod is extreem heftig, maar in extreme gevallen moet de democratische rechtsstaat zichzelf met heftige maatregelen kunnen en durven beschermen.