Er is grote wetenschappelijke consensus dat de mens de klimaatverandering veroorzaakt. Die consensus bedraagt waarschijnlijk zelfs beduidend meer dan 97 procent, schrijft student aardwetenschappen Willem Jan Blom op EW Podium.
De wetenschappelijke klimaatanalyse, die de basis vormt voor het klimaatbeleid in veel landen, bestaat uit verschillende denkstappen. Eerst de eenvoudige vaststelling dat de aarde opwarmt sinds het einde van de negentiende eeuw. Dan de benoeming van de oorzaak ervan: meer broeikasgassen in de atmosfeer. Dat is weer een gevolg van verbranding van fossiele brandstoffen door de mens. Als we daarmee doorgaan, warmt de aarde nog verder op. De laatste stap is de conclusie dat verdere opwarming sterkere negatieve effecten zal opleveren, zoals hittegolven, droogte en overstromingen.
Willem Jan Blom (2000) is masterstudent aardwetenschappen aan de Universiteit Utrecht, met onder andere paleoklimatologie als specialisatie. Eerder studeerde hij ook filosofie.
EW Podium publiceert opinies van (vooral jonge) schrijvers, die vanuit eigen onderzoek of werkervaring bijdragen aan het debat. De artikelen reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvatting van de redactie. Geïnteresseerde auteurs kunnen hun bijdragen sturen naar [email protected].
Maar hoeveel klimaatwetenschappers onderschrijven nu precies alle stappen in dit proces? Voor veel mensen is dat onduidelijk. Begrijpelijk, want voor- en tegenstanders beroepen zich graag op deskundigheid. Zo heeft de klimaatsceptische organisatie Clintel een verklaring opgesteld waarin zij beweert dat de mens niet de hoofdverantwoordelijke is voor de opwarming, en deze is ondertekend door ruim 1400 ‘wetenschappers en professionals’. Hun tegenstanders beroepen zich er vaak op dat er een consensus van 97 procent zou bestaan onder wetenschappers. Aanleiding om eens uit te zoeken hoe groot de verdeeldheid onder deskundigen werkelijk is.
De oorsprong van die ‘97 procent’
De ‘97 procent’ komt uit een onderzoek van John Cook en anderen uit 2013, met analyse van de samenvattingen van bijna 12.000 wetenschappelijke artikelen over klimaatverandering. Van de artikelen die oorzaken ervan benoemen, schreef volgens de onderzoekers 97 procent de klimaatverandering toe aan de mens. Daarna kregen de auteurs van de artikelen zelf het verzoek om de positie van hun artikel te benoemen, wat ongeveer hetzelfde percentage opleverde.
De studie kreeg veel kritiek. Terecht en onterecht. Ik beperk mij hier tot het belangrijkste bezwaar, namelijk dat samenvattingen van wetenschappelijke artikelen niet zijn bedoeld om het standpunt van de auteur uiteen te zetten. Daarom gaf Cook’s team 7.930 van de 11.944 artikelen (66,4 procent) het predicaat ‘No Anthropogenic Global Warming position’. Dus uit deze artikelen valt niet op te maken of de auteurs klimaatverandering toeschrijven aan de mens.
Lees dit omslagverhaal uit 2019 terug: Alles wat u wilt weten over het klimaat in 111 vragen
De vraag is of je deze artikelen dan zomaar weg kunt laten. Voor een deel zal het gaan om onderzoeken waarin de oorzaken van klimaatverandering onbenoemd blijven, maar wellicht ontbreken uitspraken erover doordat de auteur al consensus veronderstelt. In samenvattingen van scheikundige artikelen zullen de auteurs ook niets schrijven over de geldigheid van het periodiek systeem, simpelweg omdat daar in de scheikunde geen enkele discussie over bestaat. Als dat ook geldt in de wetenschappelijke discussie over klimaatverandering, heeft het team van Cook de consensus enorm onderschat.
Ook andere onderzoekers hebben geprobeerd de consensus over klimaatverandering te berekenen, en kwamen doorgaans uit op vergelijkbare percentages. Al deze studies laten zien dat het percentage deskundigen dat onderschrijft dat de mens de hoofdveroorzaker van klimaatverandering is, dicht tegen de honderd procent ligt. Toch zijn er telkens te veel onzekerheden in de onderzoeksgroep, vraagstelling en methode om de consensus met zekerheid in een percentage uit te drukken. Daarnaast wordt vaak maar één aspect van die consensus onderzocht, terwijl hierboven bleek dat er meerdere denkstappen te onderscheiden zijn.
Vijf manieren om de consensus te bepalen
Al kunnen we klimaatconsensus beter niet in één percentage weergeven, er valt nog genoeg over te zeggen. Uit alle gegevens blijkt dat de eensgezindheid buitengewoon groot is over alle stappen in het opwarmingsproces, waarschijnlijk nog groter dan 97 procent. De argumentatie bestaat uit vijf indicatoren.
Om te beginnen kwantificerend onderzoek. Wie zich daarop wil baseren, kan het beste de studie van Bart Verheggen en anderen uit 2014 kiezen. De auteurs delen wetenschappers in naar expertise en vragen naar hun opvattingen over de verschillende stappen in de klimaatconsensus. Een van de uitkomsten is dat de consensus toeneemt naarmate de ondervraagden meer expertise bezitten.
Lees ook deze column van Simon Rozendaal: ‘Een gedachte die mij kwelt: ’t poolijs dat smelt’
De tweede indicator zijn consensusrapporten. Met name die van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zijn waardevol. Alleen al de auteurs vormen een groep van honderden deskundigen, en de artikelen die de IPCC-rapporten samenvatten, zijn geschreven door duizenden onderzoekers. De hoofdconclusies van deze rapporten mogen we daarom beschouwen als representatief voor de stand van de klimaatwetenschap.
Ten derde kan gekeken worden naar de vraagstukken die wetenschappers onderzoeken. Sla een willekeurige editie van een tijdschrift als Nature Climate Change of Current Climate Change Reports open en bekijk waar de artikelen over gaan. De oorzaak van klimaatverandering is helemaal geen issue meer, sterker: voor de meeste onderzoeken is de menselijke invloed op het klimaat juist al het uitgangspunt.
De vierde manier om de consensus te meten is een steekproef onder deskundigen. Zelf heb ik dat gedaan bij docenten van mijn studie aardwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Velen van hen zijn betrokken bij klimaatonderzoek, en geen van hen bleek te twijfelen aan de juistheid van een van de genoemde denkstappen in de klimaatanalyse. Hoe groot zou de kans daarop zijn als binnen de wetenschap grote verdeeldheid bestond over de oorzaken van klimaatverandering? Aan slechts een paar universiteiten werkt een onderzoeker van wie bekend is dat hij of zij er anders over denkt.
Lees ook het interview met de klimaatsceptische PvdA’er Jules de Waart: ‘Stop nou met dat dominante CO2-denken’
Dat brengt ons bij de vijfde en laatste indicator. Het aantal deskundigen dat zich sceptisch heeft uitgesproken over de rol van de mens bij klimaatverandering, is buitengewoon klein. Ze zijn er wel – zoals Richard Lindzen, Judith Curry of Nir Shaviv – maar hun aantal is op de vingers van enkele handen te tellen. En die 1.400 ‘wetenschappers en professionals’ van Clintel dan? Onder hen zijn boswachters, computerprogrammeurs en urologen, en bijna niemand van hen heeft wetenschappelijk klimatologisch onderzoek verricht.
Dat wetenschappers ‘verdeeld’ zijn is misvatting
Al deze indicatoren bij elkaar tonen dat de consensus over elke denkstap buitengewoon groot moet zijn, hoogstwaarschijnlijk nog veel groter dan
97 procent. Als drie van elke honderd deskundigen de opwarming van de aarde niet aan de mens toeschreef, zou dat nog wel iets zijn om over na te denken. Maar waarschijnlijk gaat het om slechts enkele tientallen sceptici, tegenover duizenden die de consensus onderschrijven.
De vervolgvraag is natuurlijk wat de relevantie van deze klimaatconsensus is voor het publieke debat. Sommigen zullen er niet van onder de indruk zijn. Maar als je opvattingen over klimaatverandering berusten op de gedachte dat wetenschappers er verdeeld over zijn, is het tijd om ze te herzien.