De Amerikaanse democratie steunde ooit op sterk georganiseerde politieke partijen. Al decennialang verzwakken en verwateren die, ten gunste van lobbyclubs. Ook deze week bij de midterm-verkiezingen zien we de erosie van de partijdemocratie, schrijft historicus en Amerika-kenner Matthijs Tieleman op EW Podium.
Matthijs Tieleman (1990) is historicus en amerikanist. Onlangs promoveerde hij aan de University of California, Los Angeles (UCLA) en momenteel is hij postdoctoraal onderzoeker aan de Arizona State University.
EW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek of werkervaring bijdragen aan het debat. De artikelen reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvatting van de redactie.
De stelling dat de Verenigde Staten extreem gepolariseerd zijn, kan inmiddels wel in de topdrie cliché- analyses van de Amerikaanse politiek. Bij elke verkiezing, inclusief de tussentijdse van deze week, wordt de indruk gewekt dat de keuze tussen de één of de andere partij nooit zo extreem is geweest en allesbepalend voor de toekomst. Het is het Flight 93 fenomeen: ‘de Amerikaanse democratie staat op het spel’, is bij elke verkiezing het ietwat hysterische adagium van links tot rechts.
In deze clichématige analyse zit een kern van waarheid, maar zij verhult meer dan zij verheldert over de complexiteit van de vermeende polarisatie en de Amerikaanse politiek in het algemeen.
Kleinzielig eigenbelang moet wijken voor algemeen belang
De politieke orde van de Verenigde Staten werd in de achttiende eeuw expliciet geschapen met het doel polarisatie te minimaliseren. Het ‘geweld van de factie’, zoals de Amerikaanse Founder James Madison het verwoordde, was vooral aanwezig in kleine republieken en democratieën, waar burgers elkaar bevochten om kleinzielige redenen. Daarom stelde Madison voor dat de Verenigde Staten één grote republiek moesten worden met een sterke nationale overheid. In een dergelijke grote republiek moeten lokale partijen hun kleinzielige belangen opzijzetten voor het algemeen belang.
Het geschiedde echter niet zoals Madison had gehoopt. Al in de jaren 1790 vormden partijen zich met een specifieke identiteit en sektarische belangen: de Federalisten onder leiding van Alexander Hamilton en de Democraat-Republikeinen onder de hoede van Thomas Jefferson. Maar deze partijen waren vooral elitaire facties zonder een ondersteunend partijorgaan. Er waren weliswaar zeer partijdige media, maar geen partijbureau, partijprogramma of zelfs een geïnstitutionaliseerde campagne. Presidentskandidaten werden via het zogeheten caucus-systeem benoemd, een vrij informele aangelegenheid waarbij alleen partijprominenten aanwezig waren.
Meer over de aanstaande winst van de Republikeinse Partij: Wat gaan de Republikeinen doen met de macht?
Partijvorming in Amerika
Dit veranderde in de jaren 1830 met de stichting van de Democratische Partij, (nominaal) dezelfde partij als die van vandaag. Andrew Jackson, de president van de Verenigde Staten en eerste leider van de partij, stond voor het ‘universeel’ kiesrecht, dat wil zeggen voor iedere blanke man, ongeacht inkomen. Jackson bouwde met zijn bondgenoten een partijmachine op om die stemmen aan te trekken via actieve campagnes en partijprogramma’s. Zo organiseerde de Democratische Partij het opsturen van ‘party ballots’, een stembiljet met de namen van Democraten erop, die je makkelijk kon invullen en afleveren. Zij vervingen daarmee langzaamaan het gangbare viva voce-stemsysteem, het stemmen met je letterlijke stem op kandidaten in een rechtbank of gemeentehuis.
De geoliede partijmachine van de Democraten – en later die van andere partijen, zoals de Republikeinen – ging ook actief kandidaten rekruteren en selecteren voor verkiesbare posities, inclusief de president. Het informele caucus-systeem verdween ten gunste van de smoke-filled backrooms, oftewel: georganiseerde achterkamertjespolitiek. De partijbonzen selecteerden kandidaten op basis van loyaliteit aan de partij, competentie en verkiesbaarheid bij het algemene electoraat. Honderddertig jaar lang waren de partijen oppermachtig in de Amerikaanse politiek.
Meer partijdigheid, minder partijmacht
Maar de macht van de partijen neemt al decennialang sterk af, ironisch gezien door de schijnbaar toenemende partijdigheid in de Verenigde Staten. Na de desastreuze Democratische partijconventie van 1968 – waarin geweld uitbrak tijdens linkse demonstraties tegen de presidentsnominatie van Hubert Humphrey – kozen de twee partijen voor de welbekende primaries, voorverkiezingen waarin ‘het volk’ in plaats van het partijorgaan de presidentskandidaat kiest.
Lees ook dit verhaal over de midterms: Waarom het voor de impopulaire Joe Biden erop of eronder is
Die voorverkiezingen worden echter gedomineerd door de meest activistische en extreme leden van de partijen en de opkomst is doorgaans zeer laag. Ideologische puurheid staat daarom boven algemene verkiesbaarheid of kwaliteit van de kandidaat. En die kwaliteit daalt gestaag, ook evident tijdens deze tussentijdse verkiezingen. In Pennsylvania neemt een door een herseninfarct stamelende John Fetterman (D) het op tegen televisiedokter Mehmet Oz (R) voor een Senaatszetel. Verwacht tijdens de presidentsverkiezingen van 2032 zoiets als George Clooney versus Kanye ‘Ye’ West.
Machtige lobby domineert steeds nietszeggender partijen
De afnemende macht van de partijen is ook elders zichtbaar. Lobbyorganisaties – van de National Rifle Association en de Chamber of Commerce, tot Planned Parenthood en de onderwijsvakbonden – zetten de toon voor standpunten over respectievelijk wapenwetgeving, belastingen, abortus en onderwijs, in plaats van een gezond politiek debat onder de achterban van de partijen zelf. Dat geldt ook in toenemende mate voor de pundits op partijdige media, zoals Tucker Carlson van Fox en (vroeger) Rachel Maddow van MSNBC. Politieke advertenties zijn bijna geheel georganiseerd en gefinancierd door ‘PACs’, politieke actiecomités die buiten de partijorganen opereren.
Dat de Democratische en Republikeinse partij tot Potemkin-dorpen zijn verworden, blijkt ook uit het toenemende gebrek aan en vaagheid van de partijprogramma’s. In 2020 hadden de Republikeinen niet eens een partijprogramma en Joe Bidens vage Build Back Better- plannen waren niet veel beter.
Hoewel vaak overdreven en te eenvoudig voorgesteld, bestaat er wel degelijk sterke onenigheid over politieke keuzes in de Verenigde Staten, zoals weer blijkt tijdens de tussentijdse verkiezingen van deze week. Maar deze polarisatie is ook deels een mirage, gevoed en in stand gehouden door belangengroepen die een politiek machtsvacuüm opvullen dat is achtergelaten door de partijen die ooit de Amerikaanse politiek in goede banen leidden.