Het is onzinnig om de slavernij-excuses van de regering te koppelen aan herstelbetalingen. Als herstelbetalingen aan de nazaten gerechtvaardigd zijn, dan heeft Nederland zijn schuld al ruimschoots ingelost. Dat schrijft de uit Curaçao afkomstige rechtenstudent Mahatma M. Martinus op EW Podium.
Mahatma M. Martinus (1996) is geboren en getogen op Curaçao. Hij verhuisde naar Nederland om aan de Universiteit Leiden rechten te studeren en doet masters in staats- en bestuursrecht en rechtsfilosofie. Zijn interesse voor de Antillen en Koninkrijksrelaties heeft hij behouden.
EW Podium publiceert opinies van (veelal beginnende) schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. De opinies hoeven niet overeen te komen met die van de redactie.
Toen uitlekte dat het kabinet op 19 december excuses wilde aanbieden, brak onrust uit onder organisaties die zich bezighouden met het slavernijverleden. Ze vonden de excuses te vroeg, dat er te weinig was overlegd en dat op een overhaaste manier werd gehandeld. Het kabinet kon beter op 1 juli 2023 excuses aanbieden, vonden ze: op die dag werd 160 jaar geleden de slavernij afgeschaft in Suriname en op de Antillen.
De ontevredenheid over de datum leidde tot een kort geding. Zes Amsterdamse (lees: Surinaamse) organisaties betichtten de Staat van het plegen van een onrechtmatige overheidsdaad, onzorgvuldig bestuur en het schenden van het vertrouwensbeginsel.
Herstelbetalingen juridisch niet afdwingbaar, maar moreel wel?
De voorzieningenrechter oordeelde op 15 december dat de ‘verplichting’ tot excuses voor de slavernij rust op morele gronden, niet op juridische. Het is niet aan de rechtbank om te oordelen over het moment van de excuses. Hiermee stelde de rechter de Staat in het gelijk: er was geen sprake van overtredingen of schendingen.
Deze gerechtelijke uitspraak beantwoordde een vraag die bij velen leefde: kun je de Staat verplichten tot excuses? Nee dus. Dit betekent ook dat de Staat juridisch niet verplicht is tot ‘herstelbetalingen’. Maar zijn herstelbetalingen moreel dan wel geboden? In hoeverre benadeelt het slavernijverleden Suriname, de Antillen en de nazaten, zowel in de West als in Nederland? Ook in dat licht bezien, is de noodzaak van herstelbetalingen lastig tot onmogelijk aan te tonen.
Excuses voor slavernij, geen herstelbetaling, schrijft Geerten Waling
Sociaal vangnet in Nederland en onafhankelijkheid Suriname
Een eerste barrière: iedereen in Nederland heeft toegang tot een uitgebreid sociaal vangnet. En in hoeverre verschilt de sociaaleconomische situatie van iemand met wortels in de West fundamenteel van die van mensen met bijvoorbeeld een Roma- of Sinti-afkomst, die eveneens eeuwenlang werden uitgesloten en vervolgd, ook in Nederland? Dat is niet vast te stellen.
Lees ook het commentaar van Gertjan van Schoonhoven: Excuses slavernijverleden: ook goede bedoelingen blijken glibberige politiek
Over Suriname: toen dat in 1975 onafhankelijk werd, schold het Koninkrijk de Surinaamse schulden kwijt. Ook committeerde het Koninkrijk zich om tien tot vijftien jaar lang ontwikkelingshulp te schenken, ruim 3 miljard aan Nederlandse guldens. Die hulp stopte natuurlijk al in 1980, toen Desi Bouterse met geweld aan de macht kwam. Het was absurd geweest als Nederland zich wederom had ontfermd over de Surinaamse staatschuld, die opliep onder deze veroordeelde drugshandelaar.
Ontwikkelingshulp aan de Rijkseilanden
Over de Antillen: de sociaaleconomische situatie daar is relatief pregnant. Maar in 1954 spraken zij in vrijheid af om zelfstandig sociaaleconomische zaken te verwezenlijken. Dit legden zij vast in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. De landen in het Statuut zijn meermaals bij referenda aangepast, maar het Statuut zelf is al die jaren inhoudelijk niet veranderd. Hieruit valt af te leiden dat de inwoners van de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (en Nederland) financiële hulp vanuit het Koninkrijk niet als dringend ervaren.
Toch was Nederland sinds 1954 bijzonder genereus. Zo ontvingen de Antillen miljarden Antilliaanse guldens aan ontwikkelingshulp. Tot 1962 ging het om bekostiging van de uitzending van Nederlandse deskundigen. Tussen 1962 en 2014 ontvingen de Antillen via ontwikkelingsprogramma’s miljarden van Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Naties. Ook nam Nederland de miljarden aan publieke Antilliaanse schulden vrijwel helemaal over op 1o oktober 2010 (‘10-10-10’), toen de Nederlandse Antillen werden opgeheven.
Lees meer over het bezoek van de koninklijke familie aan de Caribische rijksdelen: Prinses Amalia op reis in eigen koninkrijk
Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn sinds die datum bijzondere gemeenten van Nederland. Wat hen betreft: Caribische Nederlanders genieten er, met goedkeuring van de Hoge Raad, minder sociale rechten dan Europese Nederlanders. Maar nadat zij op 10-10-2010 onderdeel van Nederland zijn geworden, zijn deze gemeenten fors erop vooruitgegaan in zaken als het onderwijs en medische zorg. Het rechttrekken van juridische ongelijkheid is nog wel geboden, maar dat houdt heel wat anders in dan herstelbetalingen.
Wederkerigheid, dankbaarheid en realisme
Nederland als pure uitbuiter en kwaadaardige kolonisator, die de eilanden na de slavernij-afschaffing en hun autonomie aan hun lot hebben overgelaten? Die vlieger gaat historisch niet op. De Koninkrijksrelaties moet je bezien vanuit een totaalperspectief dat ook de sociaalmaatschappelijke ontwikkelingen sinds de dekolonisatie meeneemt
Mede door Nederlandse financiële steun hebben Caribische Nederlanders, anders dan nagenoeg al hun buren, ruimschoots toegang tot onderwijs, werkgelegenheid en een breed sociaal vangnet. De eilanden huisvesten niet voor niets tienduizenden, al dan niet legale, immigranten uit andere Caribische en Zuid-Amerikaanse landen.
Kortom: het Koninkrijk en Nederland probeerden al voldoende financieel af te rekenen met het koloniale verleden, waar het slavernijverleden nauw mee samenhangt. Daarmee vervalt de noodzaak van herstelbetalingen in welke vorm dan ook.
Vanuit het idee van wederkerigheid doen mijn mede-Caribische Nederlanders er goed aan om de excuses te accepteren en, in plaats van te roepen om herstelbetalingen, dankbaar te zijn voor de (economische) kansen die het Nederlanderschap biedt – zowel op de eilanden als in Nederland. Die houding getuigt van realisme en levert voor iedereen het meeste op.