In het Westen is de vrijheid van meningsuiting een groot goed. Maar toenemende overgevoeligheid rond de Koran toont dat blasfemiewetten de facto nog steeds gelden, schrijft religiedeskundige Kaj Brens op EW Podium.
Kaj Brens (1991) studeerde Geschiedenis en Religiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.
EW Podium publiceert opinies van (veelal beginnende) schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. De opinies hoeven niet overeen te komen met die van de redactie.
Onlangs werden in het Engelse Wakefield vier middelbare schooljongens geschorst na een incident met een Koran. Prompt werd een bijeenkomst georganiseerd met plaatselijke islamitische leiders en raadsleden om deze blasfemische daad te duiden. Uiteraard werd ook de politie ingeschakeld. De politiechef spreekt van een haatdelict. Een Labour-raadslid noemde de daad ‘heiligschennis’ en ‘ernstig provocatief’ en drong aan op actie van de autoriteiten. ‘Als meer consequenties nodig zijn,’ verklaarde het schoolhoofd, ‘dan is dat zo.’ De school zegde toe een onderzoek in te stellen naar het incident.
Een ernstige misstand? Welnee
De reacties van de schoolleiding, de politie en de islamitische gemeenschap wekken de indruk van een ernstige misstand. Hebben de jongens een Koran bespuugd en in de fik gestoken? Hebben ze een islamitische leerling het boek afhandig gemaakt, het voor zijn ogen kapotgescheurd en het hele voorval op sociale media gedeeld? Hebben ze het boek op een andere manier misbruikt?
De werkelijkheid is een stuk minder opzienbarend. Een van de jongens had online een Koran gekocht en meegenomen naar school. In de gang sloeg een andere scholier het boek uit zijn handen. De schade? Een kleine scheur op de kaft en wat vlekjes op enkele pagina’s, concludeerde de politie. Volgens het schoolhoofd was er ook geen sprake van kwade bedoelingen. Toch zag het hoofd zich genoodzaakt de jongens te schorsen.
Overtrokken reacties zijn geen verrassing
De reacties op dit non-incident overtrokken noemen, dat zou eufemistisch zijn. Maar helaas zijn de reacties allang geen verrassing meer. Eind 2020 werd een Rotterdamse leraar met de dood bedreigd omdat in zijn klaslokaal een spotprent hing die Mohammed zou beschimpen. Dit bleek niet zo te zijn. Toch werd het nodig geacht hem te laten onderduiken.
In 2021 werd een leraar uit het Engelse plaatsje Batley geschorst, omdat hij tijdens de godsdienstles een Mohammed-cartoon uit het Franse satirische blad Charlie Hebdo had laten zien. Tientallen demonstranten voor de school eisten niet alleen zijn ontslag, maar ook een strafrechtelijk onderzoek. Wegens doodsbedreigingen moest de man langer dan een jaar onderduiken.
DENK pleit voor verbod op Koranverscheuringen
Toen Pegida-voorman Edwin Wagensveld in februari aankondigde om vlak voor de Tweede Kamer een Koran te verscheuren, kwamen honderden demonstranten in Den Haag hiertegen protesteren. De initiatiefnemers, twee islamitische organisaties, eisen een verbod op koranverscheuringen. Ook de politieke partij DENK pleit hiervoor in een nieuw actieplan: ‘Het verscheuren van de Koran en andere heilige boeken wordt geschaard onder haatzaaien en daarmee verboden.’
Daags na de moord op de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty in 2020, die een Mohammed-cartoon had laten zien, startte een Haagse imam een petitie voor een verbod op het beledigen van Mohammed. Prominente moslimleiders stemden met het initiatief in. In een preek riep imam Yassin Elforkani van de Amsterdamse Blauwe Moskee op tot een verbod op godslastering. In slechts drie dagen tijd werd de petitie ruim honderdvijfentwintigduizend keer ondertekend.
Koranverbranding zou grievender moeten zijn dan ‘gecremeerde kroket’, vindt Zihni Özdil
In feite bestaat het blasfemieverbod nog
Sinds een kleine tien jaar zijn we verlost van de wet op smalende godslastering. De Tweede Kamer schrapte, tegen de wil van het CDA, de ChristenUnie en de SGP artikel 147 uit het Wetboek van Strafrecht. Maar de roep om een verbod op ‘blasfemische’ uitingen keert langzamerhand terug. Met dwang en intimidatie proberen religieuze fanaten hun islamitische wetgeving aan de samenleving op te leggen. Zonder slag of stoot zwichten seculiere instanties onder de druk en maken ze ruim baan voor de facto blasfemiewetgeving. De Britse journalist Christopher Hitchens noemde dit ‘preventieve onderwerping’.
Maar blasfemiewetgeving heeft simpelweg geen plek in een seculiere samenleving. En hoe kun je spreken van godsdienstvrijheid, als je anderen jouw godsdienst wilt opleggen?