Hilarische strijd om flexplekken op de landbouwuni: autoritair leiderschap faalt

VLAG WAGENINGEN UNIVERSITY EN RESEARCH WUR. ANP / HOLLANDSE HOOGTE / SANDER KONING

Sinds enkele maanden woedt er een hevige strijd aan Wageningen University. Het bestuur heeft besloten dat vrijwel alle medewerkers hun eigen bureau moeten inruilen voor flexplekken, tot groot ongenoegen. Wetenschapper Allan van Hulst doet live verslag van het strijdtoneel op EW Podium.

Wageningen University scoort al jaren enorm hoog op ranglijsten voor toonaangevend onderzoek en onderwijs. Vooral door keihard werken van de ruim zevenduizend medewerkers is de vroegere Rijkslandbouwschool opgeklommen tot een instituut van wereldformaat. Maar in zijn honger naar nóg meer efficiëntie, lijkt het bestuur zich nu tegen het eigen personeel te keren. Er werd rücksichtslos besloten dat alle medewerkers de komende jaren hun eigen bureau en vaste werkplek moeten inleveren. Zelfs nadat diezelfde medewerkers in meerdere enquêtes duidelijk aangaven hier beslist niet mee in te stemmen.

Een flexorganisatie die bijna niemand wil

De afdeling Agrotechnology & Food Sciences Group (AFSG) is als eerste de klos. Onder hevig protest wordt hier een flexorganisatie uitgerold die bijna niemand wil. Een student die vastloopt en wil aankloppen aan de kamerdeur van een docent om hulp te vragen, komt bedrogen uit. Ook voor dat soort zaken moet ruim vooraf een overlegruimte geboekt worden. Het is bijna te triest voor woorden.

Voorafgaand aan het schrijven van dit stuk besluit ik om nog maar eens de proef op de som te nemen. In een besloten intranet-omgeving maak ik een poll die alleen ingevuld kan worden door medewerkers van AFSG. Na drie weken hebben er 188 medewerkers gestemd. Ruim 84 procent geeft aan absoluut voorstander te zijn van het terugdraaien van de flexibele werkplekken. Dat resultaat komt in grote lijnen overeen met de eerdere grootschalige enquêtes waarin het percentage tegenstanders ook schommelde rond de 80 procent.

De ondernemingsraad noemt fel argumenteren ‘onprettig’

Inspraak aan de universiteit lijkt groots opgezet, maar schijn bedriegt. Er is een centrale ondernemingsraad en de diverse afdelingen hebben weer hun eigen sub-ondernemingsraden. U begrijpt het wel. Zo’n laaglandse stroopconstructie die garandeert dat ieder lid van de kolchoz in ruim voldoende mate niet is vertegenwoordigd.

Tegen beter weten in mail ik, zelf ook medewerker in Wageningen, een vurig betoog aan het afdelingslid van de ondernemingsraad. Waarom is het standpunt van de meerderheid van het personeel niet overgenomen? Hij lijkt hier niet van gediend en schrijft terug dat hij mijn felle stijl van argumenteren als onprettig ervaart. Ik besluit deze halfwoke troefkaart maar te pareren door te schrijven dat het de man geheel vrij staat om welke ervaring dan ook te genieten. Vervolgens blijft het enige tijd stil.

De OR protesteerde niet maar vroeg het bestuur ‘draagvlak te creëren’

Dan verschijnt er opeens een geduldige mevrouw van de ondernemingsraad in de mailbox. Ze biedt zelfs aan mij met ’u’ aan te spreken. Wat een eer! In haar vrije tijd leest ze waarschijnlijk managementboeken, want ze spreekt vloeiend in ‘signalen afgeven’ en andere deerniswekkende flauwekul. Waarschijnlijk is haar ruggegraat door de vele yogalessen boterzacht geworden.

Ze erkent dat een zeer ruime meerderheid van de medewerkers inderdaad tegen de flexibele werkplekken is. Maar ze vindt het ook belangrijk om te vermelden dat niet iederéén tegen is. Daarom heeft de ondernemingsraad geen tegenstand geboden, maar aan het bestuur geadviseerd om draagvlak voor de flexibele werkplekken te creëren.

Ze vindt het niet zo handig dat ik in een poll aan de andere medewerkers heb gevraagd of ze dit eigenlijk wel willen. Dat ervaart ze zelf als niet-constructief, maar dat zegt ze natuurlijk op persoonlijke titel en niet als OR-lid, dat begrijp ik vast wel.

Op het matje geroepen bij twee bestuurders

De term ‘draagvlak creëren’ is het meest debiele eufemisme dat ooit aan de Nederlandse taal is toegevoegd. Iedereen wiens levensfase voorbij de Cito-toets ligt, begrijpt dat het hier vooral gaat om het aanpraten van een standpunt dat betrokkenen niet onderschrijven. Eigenlijk zoiets als een groep van diabetici leren om stapels gevulde koeken en stroopwafels te verdragen; dat wordt waarschijnlijk ook geen succesverhaal. Blijven geloven dat draagvlak creëren echt werkt, is misschien wel het meest duidelijke symptoom van allesomvattend technocratisch narcisme.

Leidinggevenden die in dergelijke sturingsmechanismen geloven, zijn helaas ook tot de hogere bestuurslagen van de universiteit doorgedrongen. Als het aantal stemmers in mijn poll de 150 is gepasseerd, word ik bij twee afdelingsbestuurders op het matje geroepen. Eén ervan is een sympathiek ogende vrouw die de heersende inclusiviteitsdogma’s volledig tot de hare lijkt te hebben gemaakt. Ze presteerde het eerder om ons allemaal per mail op een zondag een hartelijk Eid Mubarak te wensen. Waarschijnlijk hanteert ze een rekbare interpretatie van het begrip meerderheid.

Wat de meerderheid vindt of wil, is niet relevant

Ik informeer voorzichtig of de boven mij gestelden ervan op de hoogte zijn dat een meerderheid van de medewerkers de flexibele werkplekken niet lijkt te willen. De bestuursvrouw valt me boos in de rede: ‘De meeste medewerkers willen dit liever niet.’ De nadruk waarmee ze het woord ’liever’ bijna uitschreeuwt, is onmiskenbaar. Het klopt overigens wel wat ze zegt. De optie ‘Ik wil dit liever niet’ was de meest negatieve keuze in de gesloten vraag die medewerkers in een eerdere enquête voorgelegd kregen.

Beide afdelingsbestuurders lijken onwrikbaar in hun standpunt. Ze willen hoe dan ook doorgaan met het invoeren van de flexibele werkplekken, want dat is uiteindelijk het beste voor de afdeling en voor de universiteit. Dat een ruime meerderheid van de medewerkers dit niet lijkt te willen, is daarbij niet bijzonder relevant. Ze zullen vanzelf wel wennen aan de nieuwe situatie, toch?

Vijf minuten na afloop van het gesprek zit ik zuchtend op een Wagenings universiteitstoilet. De samengebalde woede van het instituut is daar al eerder door een hondsbrutale medewerker op de deur vereeuwigd. ‘Je moeder heeft een flexibele werkplek,’ staat er met zwarte stift gekalkt. Weinig eloquent, maar frustratie en fraaiheid gaan vaak moeilijk samen.

(Deel-)vrijwilliger heeft maling aan autoritaire bestuurder

De Wageningse flexplek is een symptoom van een breder probleem. Aan Nederlandse universiteiten werkt het personeel vrijwel geheel op intrinsieke motivatie. Vaak wordt daarbij het aantal uren in een reguliere werkweek zeer ruimschoots overschreden en werkt men onbetaald ’s avonds en in het weekeinde door. Docenten en onderzoekers zien het werken aan de universiteit doorgaans als een invulling van hun persoonlijke levensopdracht en verwachten dat diezelfde universiteit hen in dat wetenschapper-zijn faciliteert.

De vraag is in hoeverre een autoritaire bestuursstijl goed werkt in een sector die voor een belangrijk deel leunt op vrijwillige inzet. Vooral wanneer bestaande mechanismen van inspraak niet functioneren en er maatregelen worden doorgedrukt waarmee meerderheden het volstrekt niet eens zijn.

De kern van de zaak is hier niet alleen dat een meerderheid van de medewerkers van Wageningen University geen flexibele werkplek wil. De essentie van het probleem zit vooral in het autoritair door de strot duwen van dit soort zaken bij mensen die 60 uur in de week werken en 40 uur betaald krijgen. Dat willen we, liever, niet.