Bijzonder onderwijs is niet bijzonder: neutraliteit bestaat niet

PAARSE VRIJDAG OP GYMNASIUM IN AMSTERDAM. FOTO: Gerard Til / Hollandse Hoogte

Neutraliteit in het onderwijs is een mythe. Stel openbaar en bijzonder onderwijs gelijk, schrijft politicoloog Samuel Vandeputte op EW Podium.

Het idee van neutraal onderwijs stamt uit het verlichtingsdenken ten tijde van de Franse revolutie (1789). Het gedachtegoed van Voltaire stond hierin centraal. De filosoof benadrukte het maatschappelijk belang van religie, maar wees het christendom af. Na de revolutie ontstonden culten rond ‘de rede’ en ‘het opperwezen’, ter vervanging van traditionele religie. Een vorm van seculiere volksreligie was geboren. Niet alleen werden kerk en staat gescheiden, ook maakten christelijke sociale denkbeelden plaats voor seculiere opvattingen. De school was het vehikel van de Europese liberalen om dit wereldbeeld maatschappelijk diep in te bedden.

Ook in Nederland. De eerste Onderwijswet (in 1806, de Bataafs-Franse tijd) tolereerde geen christelijk wereldbeeld. Onder het mom van neutraliteit werd het confessionele element gelimiteerd en uiteindelijk verboden. Dit ontketende de schoolstrijd. Verzet vanuit christelijke hoek, zoals Isaäc da Costa’s Bezwaren tegen de geest der eeuw (1823), legde het vrijzinnig-godsdienstige wereldbeeld van ‘neutrale’ scholen bloot. Iedereen handelt vanuit een wereldbeeld – neutraliteit bestaat dus niet.

De schoolstrijd werd grotendeels beslecht met de Grondwet van 1848, die de vrijheid van onderwijs vastlegde, en met de Onderwijswet van 1857, die het oprichten van confessionele scholen mogelijk maakte. De financiering van bijzonder onderwijs was een laatste heikel punt, dat met de Pacificatie van 1917 werd afgehandeld. Dit politieke compromis tussen leiders van de maatschappelijke zuilen leidde tot artikel 23 van de Grondwet, dat de financiering van openbaar en bijzonder onderwijs gelijkstelt.

Bijzonder onderwijs is net zo neutraal als seculier onderwijs

Ruim een eeuw na de meer dan honderdjarige schoolstrijd staat het compromis van 1917 onder druk. Onderwijsanalist Johan Copier betoogde op EW Podium dat bijzonder onderwijs gaat ‘om het verwerven van een monopoliepositie om de kinderziel te doordrenken met een bepaalde doctrine – inderdaad: een vorm van kolonisatie’. Hij wil dat het overheidsmonopolie op onderwijs neutraliteit voortbrengt, waarbij kinderen van verschillende perspectieven kunnen proeven en ‘hun hoofddoekjes, keppeltjes en bijbels bij de kapstok achterlaten’. Een misvatting. Er is altijd een dominant wereldbeeld in het klaslokaal.

Neem de parabel van de blinde mannen en de olifant. De blinde mannen voelen ieder een ander deel van de olifant, en daarmee een deel van de waarheid. Maar niet het hele plaatje. Dit typeert neutraal onderwijs: kinderen krijgen onderwijs over diverse levensopvattingen, zonder waardeoordeel. Dit klinkt als eerlijk met  maatschappelijke verschillen omspringen. Maar wie pretendeert alle olifantenknuffelaars te zien, en daarmee meer kennis van de werkelijkheid te bezitten dan anderen? De verlichte seculier neemt de blinde bijzondere onderwijzers in ogenschouw.

Onderwijsvrijheid is een ouderlijk recht

Neutraal onderwijs is niet neutraal, maar prent kinderen een seculier wereldbeeld in. Het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs is niet of, maar welk wereldbeeld wordt onderwezen. Genderideologie is net zo min neutraal als creationisme. De vraag is: wie kiest vanuit welk wereldbeeld kinderen worden onderwezen? Ouders of overheid? Tegenstanders van bijzonder onderwijs bepleiten de tweede optie. Zij vinden dat alle kinderen moeten worden onderwezen in een door de staat gerund, homogeen onderwijssysteem.

Maar verplicht publiek onderwijs gaat voorbij aan de ideologische pluraliteit van de samenleving, die er – bij uitstek in tolerant minderhedenland Nederland – altijd zal zijn. De overheid mag burgers niet opleggen wat ze geloven, gezien de scheiding van kerk en staat. Religieuze instanties maken geen wetten en de overheid is voor zover mogelijk agnostisch inzake geloofskwesties. Door kinderen te verplichten tot seculier onderwijs, gaat de overheid haar boekje te buiten.

Koester juist het alternatief van een door de staat gesanctioneerd wereldbeeld in het onderwijs: de vrije keuze van ouders, die voortvloeit uit het recht (en de plicht) om kinderen op te voeden. Als ouders kiezen voor een seculiere opvoeding, dan staat het hun vrij om hun kinderen naar een openbare school te sturen. Zo niet, dan kunnen ze een school vinden of oprichten die aansluit bij hun levensbeschouwing. Het basale recht van ouders om voor hun kinderen onderwijs te kiezen in lijn met godsdienstige en filosofische overtuigingen, is verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De overheid als kwaliteitswaarborger

Wel zit er een grens op de vrijheid van onderwijs. De overheid heeft de taak om, los van levensbeschouwing, de kwaliteit te waarborgen. Ongeacht hun filosofieën moeten scholen basisvaardigheden bijbrengen zoals rekenen, leesvaardigheid en talenkennis. Bovendien biedt onderwijs- en burgerschapswetgeving voldoende kaders om in te grijpen wanneer ideeën worden verkondigd die ingaan tegen de democratie, de rechtsstaat of de menselijke waardigheid.

Aangezien onderwijs altijd vanuit een wereldbeeld of filosofie wordt gegeven, kunnen de labels ‘openbaar’ en ‘bijzonder’ onderwijs op de schop. In plaats daarvan is het geboden transparant te zijn over wat er wordt onderwezen, zodat ouders een weloverwogen schoolkeuze kunnen maken.

De Michaela Community School is een goed voorbeeld. Deze Londense middelbare school begon in 2014 vanuit een traditionalistisch-seculier wereldbeeld, met als missie om achtergestelde kinderen de beste kans op succes te geven. De school is transparant over haar seculiere wereldbeeld, met duidelijke geloofsstatements op de website. Het is voor leerkrachten en ouders waardevoller om onderwijs te baseren op iets waarin ze geloven. In 2022 behaalde de school de beste examenresultaten van Engeland.

Schaf het ‘bijzonder’ onderwijs af

We moeten de illusie van neutraliteit doorbreken en van het verschil af tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Elke gesubsidieerde school moet een publieke missie en visie hebben. Dan kunnen ouders een weloverwogen keuze maken.

Pas alle openbare scholen transparant zijn over hun wereldbeeld, is er een gelijk speelveld in het onderwijs. Dan kunnen we de term ‘bijzonder onderwijs’ afschaffen en mag de schoolstrijd weer een eeuw de ijskast in.