De vergaande kabinetsplannen tegen roken en drinken zijn willekeurig, onrealistisch, onverdraagzaam en bepaald niet objectief, schrijft Rosalie van der Broeck op EW Podium.
Onlangs lekten de plannen uit van ChristenUnie-staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid) voor een tapverbod in sportkantines en zelfs een avondklok voor alcoholverkoop. Ze sluiten aan bij een steeds langere lijst aan maatregelen ten behoeve van de doelen uit het ‘Preventieakkoord’. Waar dit akkoord wellicht begon met de meest oprechte bedoelingen om Nederland wat gezonder te krijgen, is de proportionaliteit inmiddels ver te zoeken.
‘Rookvrije generatie’: het klinkt zo mooi
Het eerste doel van het Preventieakkoord is een ‘rookvrije generatie’ in 2040. Het klinkt zo mooi, en enkele van de gezette stappen, zoals een reclameverbod en campagnes om mensen te laten stoppen, zijn ook zeker positief. Maar de maatregelen streven hun doel voorbij.
Wanneer de cijfers nog altijd niet het Utopia van de tekentafel vertonen, komt de politiek telkens weer met nieuwe maatregelen. Zo kost een pakje Marlboro vanaf volgend jaar 10 euro, is tabakswaar dan enkel nog in speciaalzaken verkrijgbaar, en klinkt nu ook de roep om de sigaret te verbannen van het terras, na stations en universiteitsterreinen. Maar met de rokerspercentages lijkt het weinig meer te doen.
Wel zijn er andere gevolgen. Strafrechtadvocaten zien het aan de terugkerende cliënten als de accijnzen wederom zijn verhoogd. Wanneer tabak op minder plekken verkrijgbaar is, slaan rokers enkel meer in, met juist verleiding tot meer roken tot gevolg. En de rookvrije zones gaan allang niet meer om ‘overlast’, maar hebben louter het dwarszitten van rokers tot gevolg.
Tekentafelideeën roken en alcohol negeren schadelijke neveneffecten
Ditzelfde fenomeen zien we ook bij het weren van alcohol. Op steeds meer plekken wenst men het gebruik van alcohol uit te bannen. Zo is er het recente voorstel voor een tapverbod in sportkantines. Wederom zo’n tekentafelidee dat volstrekt voorbij gaat aan wat dit doet met de levensvatbaarheid van sportclubs.
Hoe anders is dat overigens als het gaat om overgewicht. Terwijl het overloopt van de maatregelen tegen roken en drinken, blijft echt beleid tegen dit minstens zo grote probleem uit. Rokers en drinkers worden aan de lopende band aangesproken op hun consumptiegedrag, maar wie voorstelt dat mensen met overgewicht op diezelfde lopende band gaan staan, maakt zich schuldig aan ‘fatshaming’.
Realiteit rond roken en alcohol weerbarstiger dan het Preventieakkoord
Het Preventieakkoord lijdt aan drie problemen die tekenend zijn voor politiek beleid in deze tijd: tekentafeldenken, onverdraagzaamheid en schijnobjectiviteit.
Allereerst worden er allemaal mooie doelstellingen geformuleerd over hoe de wereld er in 2040 zoveel mooier eruit zou moeten zien. Wanneer de realiteit toch wat weerbarstiger blijkt, leidt dat niet tot heroverweging van die doelen. Het adagium is telkens weer dat er dan maar meer maatregelen moeten komen.
Die negende of tiende euro op een pakje sigaretten reduceert het aantal rokers nauwelijks meer. Intussen lijkt de politiek blind voor de gevolgen die mensen in armoede hier wel van ondervinden. Ook lijkt bij niemand de gedachte op te komen dat een tapverbod funest is voor sportverenigingen en enkel tot minder sporten leidt.
Oprukkende onverdraagzaamheid jegens roken en alcohol
Het Preventieakkoord is daarnaast een product van onverdraagzaamheid. In het moderne denken gaan we graag uit van het schadebeginsel van de Engelse filosoof John Stuart Mill (1806-1873): de vrijheid strekt tot daar waar die van anderen wordt geschaad. Het verraderlijke is dat schade zich enkel objectief laat definiëren als iedereen hetzelfde als schadelijk ervaart. Een pluriforme samenleving vereist daarom, naast rekening houden met elkaar, ook een zekere mate van verdraagzaamheid.
Door het roken bij die paar palen op de treinperrons was er allang geen onverdraagbare walm meer over het gehele treinstation. Net zozeer als die medereiziger met krijsende baby, bezwete oksels of irritante lach, behoorde het tot de kleine dingen die je nou eenmaal van een ander moet kunnen verdragen.
Subjectieve keuze voor gezondheid boven het genot van roken en alcohol
Tot slot getuigt het Preventieakkoord van schijnobjectiviteit. Het is goed om gezond te zijn, en deskundigen vertellen ons dat alcohol en tabak schadelijk zijn. Dus moeten we het gebruik daarvan tegengaan, luidt het adagium. Deze redenering zou objectief zijn als gezondheid op zichzelf staat. Maar in dit geval is dat niet zo, en staat gezondheid in relatie tot het genot dat mensen ervaren door alcohol en tabak.
Op de hoogte blijven van de laatste verhalen, achtergronden en opinies van de redactie van EW?
Meld u dan nu aan voor onze nieuwsbrieven.
Het akkoord is een subjectieve keuze voor gezondheid boven genot. Die keuze wordt verkocht als een soort objectief goed waar je het niet mee oneens kunt zijn. Door deze keuze in wet- en regelgeving vast te leggen en zich achter experts te verschuilen, ontkennen de bedenkers van het akkoord dat er nog sprake is van een keuze, en ontnemen ze mensen de mogelijkheid om tot een andere keuze te komen.
Wat ongetwijfeld ooit begon als nobel streven om iedereen een beetje gezonder te laten leven, mondde uit in een tirannie van het gezondheidsfetisjisme, die geen oog meer heeft voor haar eigen gevolgen, geen oor meer naar andermans wensen en geen begrip meer voor andere behoeften.