De Raad voor Cultuur heeft een advies geschreven waarin hij vraagt om ‘enorme aanpassingen’ in de cultuursector ten behoeve van meer duurzaamheid. Dat advies mag in de prullenbak, schrijft Bart Collard op EW Podium.
De Raad voor Cultuur, ‘het wettelijke adviesorgaan van de regering en het parlement op het terrein van kunst, cultuur en media’, heeft een advies uitgebracht over duurzaamheid in de cultuursector. De raad meent dat duurzaamheid en cultuur elkaar dienen te versterken. Hij vraagt om ‘enorme aanpassingen’ in de sector. Hoe ziet de raad dat voor zich? In dit artikel ga ik in op het adviesrapport.
Waarom zou de cultuursector zich moeten schikken?
De raad erkent dat de cultuursector bezig is om ‘diversiteit en inclusie in de praktijk te brengen’ en dat de sector nog werkt aan de wederopbouw na de coronamaatregelen, in een tijd van inflatie en hoge energieprijzen. Ook erkent de raad dat de culturele budgetten doorgaans schaars zijn. Waarom zou deze sector zich ‘moeten inzetten voor duurzaamheid terwijl de Nederlandse overheid fossiele brandstoffen blijft subsidiëren en grote vervuilers nog steeds alle ruimte krijgen’? De raad stelt zelf dat de cultuursector zich toch moet houden aan landelijke wet- en regelgeving op deze gebieden. Ook wordt verwezen naar Europees duurzaamheidsbeleid.
De Raad voor Cultuur meent dat de cultuursector ‘nog lang niet klimaatneutraal en circulair’ is. Cultuur zou kunnen worden betrokken ‘bij de enorme opgave waarvoor Nederland staat. In omringende landen is duurzaamheid al meer onderdeel van het cultuurbeleid en is andersom cultuur al vaker onderdeel van het duurzaamheidsbeleid’. De reden voor die verduurzaming wordt gevonden in de coalitieafspraken dat Nederland in 2050 klimaatneutraal moet zijn. De raad wil dat wordt bijgedragen aan de nationale doelstellingen van:
een reductie van tenminste 55 procent CO2-emissies en 50 procent minder gebruik van primaire abiotische grondstoffen in 2030 ten opzichte van 1990, om uiteindelijk te komen tot een volledig klimaatneutraal en circulair Nederland in 2050.
Uitzondering voor Caribisch Nederland
Volgens de raad moet worden ingezet op de ‘vermindering van energiegebruik en overgang naar hernieuwbare energiebronnen (energietransitie); minder, langer en hergebruik van grondstoffen (circulaire economie); en het creëren van gezonde ecosystemen (biodiversiteitsherstel)’. Omdat de cultuursector in de ogen van de raad kan verduurzamen, is het vooral een ‘gemiste kans’ als de sector niet zelf bijdraagt aan het bereiken van deze overheidsdoelen, eens te meer omdat cultuur veel publiek trekt. De sector kan een instrument van de overheid worden, zo lijkt de raad te bedoelen. Die pleit daarom voor een ‘fundamentele omslag in de cultuursector hoe er wordt geproduceerd, georganiseerd, gedacht, gewerkt en gepresenteerd’. De overheid dient dan wel financiële steun te bieden.
Noemenswaardig is dat wanneer de raad het heeft over de cultuursector, de ‘kunsten, erfgoed, creatieve industrie en media’ worden bedoeld. Het gaat hier over zowel publieke als private organisaties. Maar de raad lijkt wel de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba uit te zonderen van de adviezen: ‘De verduurzaming van culturele organisaties van Caribisch Nederland vereist echter nader onderzoek door het ministerie van OCW om te bezien of de ervaringen en (kennis)behoeftes bij organisaties en beleidsmakers daar aansluiten op de aanbevelingen zoals die in dit advies voor Europees Nederland worden gedaan.’ Dat is opmerkelijk, want als het gaat om verduurzaming, dient dat overal te gelden, toch? Waarom niet in de Cariben?
Een concert of film thuis kijken, niet naar bios of theater
Het klimaatprobleem zou in de cultuursector onder andere voortkomen uit reisbewegingen. Denk aan ‘een band die op tournee is, collectiestukken die internationaal worden ingevlogen, of publiek dat naar een festival of een museum gaat’. De raad vindt het kennelijk zorgwekkend dat ‘aan bioscopen, musea, bibliotheken, poppodia, theaters en festivals alleen al in 2017 ruim 170 miljoen bezoeken [werden] afgelegd’. Daarnaast maakt de raad zich zorgen over ‘de indirecte CO2-impact van materialen en producten’. Hierbij valt te denken aan ‘decors, kostuums, materiaal in gebouwen, elektronica en IT-systemen’.
De raad begrijpt dat ‘een maker [altijd wil] scheppen, een volgend werk [wil] maken’, maar dat conflicteert met verduurzaming. ‘De makkelijkste winst is dan te behalen door minder te produceren. Want een hoge productie impliceert veel energie- en materiaalgebruik, reisbewegingen en andere vormen van impact.’ Artiesten moeten minder produceren en u mag minder vaak naar het theater. Dat u cultuur fysiek (offline) wilt beleven, staat duurzaamheid in de weg, zo meent de raad. Sterker nog, die is van mening dat ‘de hybride cultuurbeleving – soms fysiek, soms digitaal – (…) de standaard gaat worden’. U gaat voortaan niet meer naar Pearl Jam in de Ziggo Dome, maar bekijkt een concert vanachter uw computer. ‘Met de perfecte VR-bril loopt de bezoeker straks misschien zittend op de bank thuis en volledig klimaatneutraal door de Eregalerij alsof hij in het Rijksmuseum is.’
Kunst om overheidsbeleid te steunen?
De raad adviseert de cultuursector om kunstwerken of voorstellingen te maken zoals de ‘recente theaterproducties over Shell en Tata Steel’. Hij stelt zelfs:
De cultuursector kan duurzaamheid artistiek-inhoudelijk adresseren en zo op de agenda zetten. De sector bereikt bovendien een miljoenenpubliek. Uniek aan cultuur is haar verbeeldingskracht. Zij is in staat hoofd én hart te raken, om te confronteren en te inspireren. Cultuur kan draagvlak voor verandering creëren en gedragsverandering teweegbrengen.
De raad maakt zich zorgen over de gebrekkige overheidsbemoeienis in de sector: ‘er is inhoudelijke noch financiële steun, en ook geen verplichting [tot] verduurzaming.’ Met de door de raad voorgestelde maatregelen zou de sector inderdaad een instrument van de overheid worden. Maar in hoeverre is kunst dan nog echt vrij? De raad is zich bewust van die vraag. ‘Autonomie, zo blijkt uit de gesprekken, wordt echter ook als excuus gebruikt om geen verantwoordelijkheid voor duurzaamheid te nemen, als vrijbrief om niet met duurzaamheid bezig te (hoeven) zijn.’
De overheid moet zich niet bemoeien met de productie of de inhoud van kunst. En de kunstsector moet al helemaal niet worden gestimuleerd om kunst te produceren die als doel heeft overheidsbeleid in een positief daglicht te stellen. De kunstenaar moet vrij zijn om te maken wat hij of zij wil. Ongeacht of daar een politieke boodschap achter zit, ongeacht of die positief of negatief is over het overheidsbeleid. De adviezen van de raad voor cultuur gaan voorbij aan de vereiste liberale houding van de overheid. Daarom kan dit adviesrapport beter in de prullenbak verdwijnen.