Wie bestiert Nederland? In de serie Anatomie van de macht pelt politiek redacteur Eric Vrijsen de instituties af. Dit keer is het de beurt aan de ambassadeur.
In Den Haag circuleert een zegswijze die wordt toegeschreven aan koningin Wilhelmina: ‘Zo vals als een diplomaat!’ De Koningin wantrouwde de ondoorgrondelijke mannen die op hoge toon principiële standpunten verdedigden en ze daarna geruisloos lieten vallen. Want wat voerde zo’n ambassadeur nou eigenlijk in z’n schild?
Oud-ambassadeur en voormalig CDA-minister van Buitenlandse Zaken Bernard Bot (76) herinnert zich de aanwijzing van een halve eeuw geleden door zijn leermeester, de legendarische topdiplomaat Dirk Spierenburg: ‘Hij zei dat je in de buitenlandse
dienst een groot toneelspeler moet zijn. Om de Nederlandse belangen te verdedigen, dien je elke salon met gespreide veren te betreden. Grandeur tonen. Spektakel maken.’
Zo bewees je dat Nederland nooit met zich zou laten sollen. Tijdens de daarop volgende besprekingen fluisterde Spierenburg zijn jonge gezel Bot soms iets in het oor: ‘Werkt het al? Moet ik langzamerhand een beetje dimmen?’
Bot – nog altijd actief als lobbyist, na 44 jaar bij Buitenlandse Zaken, waarvan vier jaar als minister en dus chef diplomatie – constateert nu: ‘Dat is het spel, maar je mag er niet zelf in gaan geloven. Sommige ambassadeurs stijgt het naar het hoofd en dat is natuurlijk verkeerd.’
Diplomatie is altijd groter dan een individuele ambassadeur, hoe parmantig ook. Het is een ragfijn tokkelen op de snaren van de macht. Internationale betrekkingen zijn een deur die open en dicht slaat. Met de ambassadeurs van beide landen als dubbele scharnieren.
Omdat de ambassadeur een land representeert, kan hij niet in een Ford Fiesta komen voorrijden of domicilie kiezen in een rijtjeswoning. Een stevige limousine met chauffeur is qua status geboden. De ambtswoning heet ‘residentie’ en die is ook niet van het benauwde. Het diplomatieke vak bestaat bij de gratie van informele contacten. Vandaar dat er veel wordt getafeld en geborreld.
Hierdoor wordt het beeld opgeroepen van diplomaten die aan de rand van het zwembad aan hun cocktail lurken. En inderdaad, van oudsher zaten er onder de Nederlandse ambassadeurs in den vreemde nogal wat kikkers. Veel bombarie, maar bruikbare contacten ter plaatse? Ho maar. Tijdens een handelsmissie naar Brazilië keek een minister van Economische Zaken ooit lelijk op zijn neus. In
de tuin van de residentie was een ontvangst om Braziliaanse ondernemers de kans te geven de bewindsman uit Nederland te ontmoeten. Obers stonden klaar met volle dienbladen. Een buffet werd klaargemaakt. Maar het was er uitgestorven.
Wellevendheid
Toen sleutelfiguren uit de Tweede Kamer enkele jaren later naar Zuid-Afrika reisden, gaf de Nederlandse ambassadeur ook zo’n party. De complete top van de regerende ANC was present. Die ambassadeur had zijn werk wél goed gedaan. Ook in Nederland kun je de power van een ambassadeur afmeten aan de importantie van zijn gasten.
Diplomatie is netwerken in een traditie van luxe en wellevendheid. Maar je moet het als ambassadeur ook niet overdrijven. De grap is dat ‘het diplomatieke bestaan niet mag ontaarden in arbeid’, maar dat is onzin. Een goede ambassadeur werkt keihard en heus niet alleen aan de tafelschikking van het volgende diner. Hij moet zorgen dat hij perfect is geïnformeerd en ingevoerd, zodat hij altijd als eerste Nederlander weet wat er in zo’n land aan de hand is. Hij moet zich voorbereiden op ongewisse zaken om achter de schermen een hoofdrol te kunnen spelen in welke crisissituatie dan ook. De klassieke ambassadeur werkt tegelijkertijd als spion, intrigant en lobbyist.
Je hebt ze natuurlijk in soorten en maten. Er zijn veel anonieme chefs de poste in minder belangrijke landen. Maar er zijn ook spraakmakende diplomaten, die na afloop van een politiek topberaad op de minister-president toelopen en hem uit de droom te helpen: ‘Jullie hebben je laten inpakken, verdorie.’ Een goed ambassadeur is een tikkeltje eigengereid en soms zelfs heel erg eigengereid.
Ambassadeurs of permanente vertegenwoordigers – bij de Europese Unie, de NAVO, de Verenigde Naties en andere internationale organisaties – zijn loyaal aan hun politieke bazen. Maar ze weten ook dat Nederland de rest van de wereld niet kan dresseren. Verontwaardiging moet wijken voor pragmatisme. Ambassadeurs verstaan de kunst van het haalbare. Den Haag kan niet dreigen met een bom als andere landen zich onvoldoende coöperatief opstellen. Nederlandse diplomaten moeten het hebben van slimmigheden.
De fine fleur van de buitenlandse dienst is formeel niet, maar in de praktijk behoorlijk invloedrijk. Beslissingen tussen landen zijn doorgaans het resultaat van een traag overlegproces. Niemand kan pardoes iets doordrukken, daardoor zitten ook de politici vaak met de handen in het haar. Maar de goede ambassadeur komt op het juiste moment met een rake formulering waarmee hij de zaken een onherroepelijke wending geeft.
Daarmee verwerft hij aanzien in Den Haag, waardoor hij zijn werk als diplomaat nog beter kan doen. Dat wil zeggen: hij durft een volgende keer in het internationale overleg buiten de Haagse instructies te treden. Goede ambassadeurs laten zich niet als loopjongens gebruiken. Op gezag van Tweede Kamer en minister moeten ze bijvoorbeeld iets lelijks zeggen tegen China over de mensenrechten of tegen Canada over de behandeling van zeehondjes. Dan spreken ze hun contacten in Beijing, respectievelijk Ottawa aan en laten hun vakmatige twijfel doorschemeren: ‘Ach, u weet hoe Nederland hierover denkt. Is er misschien een mogelijkheid dat wij kunnen helpen uw land imagoverlies te besparen?’
De tegenpartij beseft dat de ambassadeur ook maar wordt gestuurd en reageert begripvol: ‘Wij nemen met belangstelling Haagse instructies te treden. Goede ambassadeurs laten zich niet als loopjongens gebruiken. Op gezag van Tweede Kamer en minister moeten ze bijvoorbeeld iets lelijks zeggen tegen China over de mensenrechten of tegen Canada over de behandeling van zeehondjes. Dan spreken ze hun contacten in Beijing, respectievelijk Ottawa aan en laten hun vakmatige twijfel doorschemeren: ‘Ach, u weet hoe Nederland hierover denkt. Is er misschien een mogelijkheid dat wij kunnen helpen uw land imagoverlies te besparen?’
De tegenpartij beseft dat de ambassadeur ook maar wordt gestuurd en reageert begripvol: ‘Wij nemen met belangstelling
kennis van deze Nederlandse boodschap.’ Daarmee is het klusje wederzijds geklaard en gaan de diplomaten over tot de orde van de dag. Onderling zijn ambassadeurs er ten diepste van overtuigd dat zij beter pokeren dan de dames en heren politici. Bernard Bot was jarenlang Nederlands permanent vertegenwoordiger bij de Europese Unie. ‘Soms zat ik ’s nachts om 2 uur nog in een overleg met de andere lidstaten. Ik kon de beslissing nog beinvloeden, maar dan overschreed ik de instructies die mijn minister mij meegaf. Tsja, dat moest dan maar, want ik zag dat het beter was voor Nederland. De volgende ochtend legde ik het dan uit aan de minister. Een enkele keer werd hij boos. Maar als ze tien keer een goede ervaring met je hebben, zien ze het de elfde keer ook wel door de vingers.’
Statuur
De kracht van de ambassadeur is een zichzelf versterkend mechanisme. Omdat hij iets kan bewerkstelligen, heeft hij in eigen land onmiddellijk toegang tot de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president. Het duurt niet lang of de regering van het land waar hij is gestationeerd, is daarvan op de hoogte. Dat maakt de ambassadeur tot een aantrekkelijke gesprekspartner voor de machthebbers in het gastland. Waardoor de ambassadeur extra goed is geïnformeerd; hij nóg meer kan bewerkstelligen; zijn statuur in Den Haag verder toeneemt en zo verder. Voor de in Nederland gevestigde ambassadeurs geldt dat ook. De veronderstelling
is altijd dat de Amerikaanse ambassadeur het hele Binnenhof in zijn zak heeft, maar dat is onjuist. Het geldt hooguit voor sommige Amerikaanse ambassadeurs. Zo was Clifford Sobel invloedrijk, tussen 2001 en 2005 de 62ste ambassadeur van de Verenigde Staten in Nederland. Hij was een Joodse zakenman die fortuin had gemaakt en in 2000 royaal had bijgedragen aan de verkiezingskas van George Bush junior. Als kennelijke beloning mocht hij naar Den Haag, waar menig politicus mopperde: ‘Daar hebben we weer zo’n amateurtje die zijn post heeft gekocht.’
Sobel ontwikkelde zich snel tot dealmaker. Aarzelde nooit om met iemand contact op te nemen en had de electorale opkomst van Pim Fortuyn veel sneller in de gaten dan doorgewinterde Binnenhofwatchers. Het werkte twee kanten op. Den Haag ontdekte dat je via Sobel de hoogste kringen op het State Department of in het Witte Huis kon bereiken. Spoedig bleek dat de minister en zelfs de president het Nederlandse signaaltje hadden ontvangen. Wat natuurlijk ook hielp: het was de tijd dat Nederland troepen stuurde naar Irak en Afghanistan, en dat Nederland een half jaar voorzitter was van de Europese Unie. Maar het kwam ook door Sobel. Iedereen in Den Haag wilde daarom dolgraag met hem praten en dingen influisteren. De Amerikaanse ambassadeur werd spin in het web.
Nederland was er ook mee gediend. Het was kort na 9/11, de aanslagen van AlQa’ida op New York en Washington. Sobel haalde de nieuwe Amerikaanse minister voor Homeland Security (Binnenlandse Veiligheid), Tom Ridge, naar Nederland. Die bezocht de Rotterdamse haven, waar voortaan onder Amerikaans toezicht containers werden gecontroleerd, zodat de handelswaar sneller in New York of San Francisco kon worden ingeklaard. Andere Europese havens liepen achter.
Bernard Bot, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken: ‘Zo’n ambassadeur als Sobel ga je natuurlijk gebruiken. Hij kwam geregeld voor een vertrouwelijk gesprek. Ook met de Chinese ambassadeur had ik zo’n periodiek beraad. Zij waren de enigen voor wie ik zo veel tijd vrijmaakte.’ Een gouden regel in de diplomatie is dat een ambassadeur dergelijke conversaties niet vastlegt. Aantekeningen maken is ongepast. Een bandje laten meelopen is helemaal uit den boze. Een goed ambassadeur reproduceert na afloop uit het hoofd de finesses van het gesprek en brengt die helder over aan zijn hoofdstad. Dat vergt een goed geheugen en dito intelligentie.
WikiLeaks
Toen enkele jaren geleden de WikiLeaksdocumenten uitlekten – de tienduizenden geheime codeberichten tussen Amerikaanse diplomaten en hun thuisbasis Washington – was Bot nieuwsgierig naar wat Sobel over zijn besprekingen op het Haagse ministerie van Buitenlandse Zaken tien jaar eerder had gemeld aan het State Department. ‘Heel knap! Hij had zonder aantekeningen telkens een bericht opgesteld van vier of vijf pagina’s, waarin precies de zaken stonden die ertoe deden. Hij had perfect opgepikt wat voor Nederland belangrijk was en wat daarvan de consequenties waren.’
Elk jaar proberen duizend tot twaalfhonderd jonge academici een plaatsje te bemachtigen in het ‘diplomatenklasje’ van Buitenlandse Zaken. Er is slechts plaats voor circa tien getalenteerden; de anderen vallen af. Vroeger was je kostje gekocht als je het klasje achter de rug had. Je zat voor de rest van je leven in de buitenlandse dienst. Er waren diplomaten die verknocht raakten aan leven in het buitenland en nooit meer naar Nederland gingen.
Eind jaren zestig kwam ‘de referendarissenopstand’. De ambtenaren op het departement wilden ook kunnen solliciteren naar vacante arbeidsplaatsen op de ambassades. In 1987 was de ‘integratie’ van diplomaten en ambtelijk personeel een feit. Daardoor moesten diplomaten tussen de plaatsingen door ook banen vervullen op het ministerie te Den Haag.
Sinds vorig jaar is het nog erger. Ook ambtenaren van andere ministeries kunnen meedingen naar vacatures op de ambassades. ‘Zij-instromers’ worden zij genoemd. Door de bezuinigingen moeten bovendien ambassades en consulatengeneraal worden opgeheven. Amper 100 van de 140 posten blijven over. De carrièreperspectieven van degenen die ooit het klasje voltooiden, zijn niet florrissant. Want door de zij-instromers slibt de organisatie dicht.
Bovendien wordt op alles beknibbeld. In plaats van de belastingvrije ‘entertainmenttoelage’ waarvan je nog eens een goed diner kon geven, moet je tegenwoordig ‘elk bosje peterselie met een bonnetje verantwoorden’. Diplomaten lijken langzamerhand een bedreigde diersoort.
Kan wel zijn, maar de beste ambassadeurs blijven natuurlijk over. En een minister van Buitenlandse Zaken die al te moeilijk doet, moet het bezuren. VVD’er Uri Rosenthal (2010-2012) verklaarde het tijdperk van ‘de diplomatie als rustiek tijdverdrijf’ voor gesloten. Weldra begon een fluistercampagne, waardoor het gezag van de minister afbladderde. Laat dat maar aan de diplomaten over!
Er kwam een ‘Commissie van Wijzen’ om de diplomatieke dienst door te lichten. Deze werkgroep Modernisering Diplomatie stond onder leiding van de voormalige super-pg en oud-chef van de geheime dienst Arthur Docters van Leeuwen. Hij adviseerde ‘een open en flexibele netwerkorganisatie’.
Minister Frans Timmermans (PvdA), een voormalig diplomaat die diende in Moskou en bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, reageerde razend enthousiast. Vervolgens werkte hij het rapport snel weg in een bureaulade. Alles moet tegenwoordig sober en transparant zijn, maar diplomatie gedijt van oudsher beter achter de schermen. Een goede ambassadeur is niet doorzichtig. Hij – of zij – leeft groots en meeslepend. Anderen moeten de ambassadeur benijden; anders werkt het niet.
De ambassadeur weet bijvoorbeeld dat hij wordt afgeluisterd door geheime diensten. Daarom spreekt hij zo uitvoerig en in steeds wisselende talen met zijn partner en zijn medewerkers. Het brengt de tolken van de geheime dienst in totale verwarring. Rustiek tijdverdrijf? Ja, graag.
Van het werkstuk van de Commissie van Wijzen bleef alleen de aansporing over om maximaal gebruik te maken van de sociale media. Maar veel ambassadeurs waren al aan het twitteren geslagen. De post Harare opende zelfs een Facebook-pagina voor Professor
Lovemore Shumba, de kat van de ambassadeur. Het beest vangt in de wandelgangen allerlei wetenswaardigheden op over Zimbabwaanse hoogwaardigheidsbekleders en doet daarvan verslag. Inderdaad, zo vals als een diplomaat.