Anatomie van de macht: Opiniepeilers

Wie bestiert Nederland? In de serie Anatomie van de macht pelt politiek redacteur Eric Vrijsen de instituties af. Dit keer is het de beurt aan de opiniepeilers.

‘Mijn natte vinger zei al: dit klopt gewoon niet,’ weet Hans Wiegel (VVD) na het extra NOS Journaal op de avond van de raadsverkiezingen 19 maart 2014. De NOS liet bureau Ipsos een ‘exitpoll’ uitvoeren en meldt dat amper 10 procent van de kiezers die dag CDA stemde. Een dramatisch verlies; eenderde van de aanhang. Camera’s zoemen in op het beteuterde publiek van een CDA-bijeenkomst. Alweer een zware nederlaag. Heeft de partij eigenlijk nog bestaansrecht?

Tegen middernacht stromen de echte uitslagen binnen en is er van een nederlaag geen sprake. Het CDA haalt de helft meer stemmen dan Ipsos berekende. Met bijna 15 procent van de stemmen en 18 procent van de raadszetels streeft het CDA in de gemeenten alle andere landelijke partijen voorbij. CDA-leider Sybrand Buma probeert te lachen, maar het is te laat. De volgende dag staat – op basis van diezelfde foute prognose – in de kranten dat het CDA volledig onderuitging.

Het is de tweede opeenvolgende keer dat een gretige NOS het CDA pootje haakt met foute cijfers over de raadsverkiezingen. In 2010 was het nog erger. Toen maakte Het Journaal vroeg in de avond een peiling bekend alsof het ging om de uitslag. De presentator meldde dat het CDA ‘desastreus’ verloor en dat de PvdA op forse winst stond. Later bleek dat de PvdA eenderde van haar aanhang en zeshonderd zetels verspeelde. Het CDA verloor ook, maar veel minder: ruim 10 procent van zijn kiezers en 190 raadszetels. Het beeld van een wanhopig CDA zette zich vast. Twee maanden later, bij de Kamerverkiezingen, ging de partij alsnog ten onder.

Kiezers stemmen nu eenmaal niet op een gedoodverfd verliezer. Ze sluiten zich liever aan bij een winnende partij. In het jargon van politicologen heet dit ‘het bandwagoneffect’. Rijdt er een kar voorbij met feestende muzikanten, dan hebben mensen de neiging erachteraan te lopen.

De macht van opiniepeilers bestaat eruit dat ze zo’n bandwagon al in de verte horen aankomen en iedereen daarop attenderen. Dat versterkt de trend. Voorzien de peilers een nederlaag, dan vluchten veel aanhangers naar de concurrentie.

Vandaar dat vooral verliezende politici mopperen op de opiniepeilers, die ‘de democratie verstoren en ongecontroleerde macht uitoefenen’. In sommige landen, waaronder Frankrijk, mogen ze aan de vooravond van de verkiezingen geen peilingen publiceren. Dat is onzinnig. Kiezers hebben juist behoefte aan die informatie. In Nederland worden alleen op de dag van de verkiezingen tot aan sluitingstijd van de stembureaus geen peilingen bekendgemaakt.

Loopt de democratie aan de leiband van Maurice de Hond? Politici bezweren dat ze zich niks aantrekken van de wispelturige peilingen. Maar achter de schermen worden campagnes er volledig door gedomineerd.

Viskraam

VVD-leider Hans Dijkstal schoof in 2002 grootmoedig alle enquêtes ter zijde: ‘Ik loop even naar de viskraam en weet precies wat er leeft onder de mensen.’ Bij de verkiezingen verloor zijn partij 14 van de 38 zetels. Ai!

Partijen betalen geregeld mee aan de peilingen door ‘gerichte vragen te laten meelopen’ in de wekelijkse of halfmaandelijkse enquêtes. Wat ze ermee doen, laat zich raden. Ze stemmen hun boodschap erop af. Soms leidt dat tot dubbelhartige taal. D66 is van oudsher nogal eurofiel, maar aan de vooravond van de Europese verkiezingen vond leider Alexander Pechtold het toch nodig om de Europese integratie ‘een pas op de plaats’ te laten maken.

Zo krijg je ook VVD’ers die roepen dat ‘de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen’ of PvdA’ers die snoeiharde aanpak van de criminaliteit propageren. We snakken naar zwevende kiezers en de enquêteurs raden ons gematigde geluiden aan, is eigenlijk de boodschap.

Gelukkig zijn er diverse bureaus, die elkaar dus scherp houden. Naast Maurice de Hond met peil.nl, zijn er Ipsos (voorheen Synovate) met de Politieke Barometer en TNS NIPO. Het tv-programma EenVandaag stelt met Intomart De Stemming samen. Er is zelfs een Peilingwijzer van Leidse politicologen, die het gemiddelde trekt uit alle peilingen.

Voor de meeste bureaus vormen de politieke metingen een nevenactiviteit. Ze verdienen hun geld met marktonderzoek voor het bedrijfsleven. De peilingen zijn een soort hobby, die wel veel aandacht trekt en dus naamsbekendheid oplevert. Dit is belangrijk voor de bereidheid van consumenten om aan de marktonderzoeken mee te werken.

De peilingen van de concurrerende bureaus signaleren meestal dezelfde trends op de kiezersmarkt. Ze wijken niet erg van elkaar af. Daaruit mag je niet concluderen dat de researchmethodes volledig betrouwbaar zijn. De onderzoekers letten ook op elkaar en het is goed mogelijk dat ze hun ‘scores’ daarop aanpassen. Maar dat is niet na te gaan, want de precieze dataverwerking blijft hun keukengeheim. Dat schept het risico dat ze eerst elkaar en vervolgens de kiezers voor de gek houden.

Want hoe werkt zo’n peiling? Vroeger werden mensen op straat of thuis via de telefoon met een aantal vragen lastiggevallen. Het was de kunst om een steekproef te trekken die representatief was voor het electoraat. Tegenwoordig gaat alles per e-mail, met soms een telefonische enquête als controle. Alle bureaus beschikken over een bestand van tienduizenden bereidwilligen, waaruit ze elke week of elke twee weken hun steekproef van een paar duizend personen trekken. Vervolgens modelleren ze die steekproef naar de sociale werkelijkheid. Hebben ze bijvoorbeeld te weinig mensen met een laag inkomen of te veel mensen tussen de dertig en veertig jaar oud, dan tellen hun antwoorden meer of minder zwaar mee. Zitten de religies en de opleidingsniveaus er wel goed in? Met verschillen in de ‘wegingsfactor’ trekken ze dit recht. De opiniepeilers knutselen een sociologisch model van Nederland in elkaar, zeg maar een statistisch Madurodam.

Vervolgens zoeken ze de veranderingen in partijvoorkeur. IJkpunt is altijd: op welke partij hebt u bij de laatste Kamerverkiezingen gestemd? Daarna komt de inmiddels legendarische vraag: op welke partij zou u stemmen als er vandaag verkiezingen werden gehouden? De politieke peilers rekenen de zwevende kiezers in hun Madurodam door naar de absolute aantallen voor Nederland en calculeren een virtuele samenstelling van de Tweede Kamer.

Onzekerheidsmarge

Het is slechts een steekproef en daar hoort een onzekerheidsmarge bij. De scores van grote partijen kunnen makkelijk twee zetels hoger of lager uitvallen. Maar als je die bandbreedtes toepast, vlak je de pieken en dalen weg en gaat de lol eraf. De bureaus melden de onzekerheidsmarges in een voetnoot op hun websites. De media laten dat voorbehoud achterwege, want anders wordt het veel te ingewikkeld voor de lezertjes en de kijkertjes thuis.

Maurice de Hond (66) is de bekendste politieke peiler van Nederland. Veertig jaar geleden, in 1974, was hij voor het eerst te beluisteren in het VARA-radioprogramma In de Rooie Haan. Het grappige is dat veel mensen hem daarom nog altijd verdenken van socialistische sympathieën. Zelf zweven ze alle politieke kanten op, maar hun vooroordelen zijn in beton gegoten.

De Hond weet nog precies hoe het begon. ‘In 1974 was er een plan voor omroepverkiezingen en daarover mocht ik in In de Rooie Haan van Jan Nagel iets zeggen. Mijn radiodebuut. Naderhand vroeg Nagel of ik ook de voorkeur voor politieke partijen kon peilen. Destijds verrichtte alleen het NIPO peilingen, in opdracht van Elsevier. Die metingen lieten veel te grote schommelingen zien. Ik bedacht een manier om de cijfers te corrigeren.’ Zo ontstond de befaamde methode-De Hond. De Rooie Haan kocht bij NIPO de ruwe cijfers en sociaalgeograaf De Hond bewerkte ze. ‘De test kwam bij de verkiezingen in 1977. Mijn laatste prognose zat veel dichter bij de uitslag dan die van het NIPO.’

In 1986 hield In de Rooie Haan ermee op. De Hond verscheen tot 1999 geregeld op televisie als verkiezingsdeskundige. In 2002, vlak na de Fortuyn-revolte, pakte hij in opdracht van SBS6 de draad weer op. Inmiddels waren er ook andere peilingen, maar De Hond trok meteen aandacht. In de campagne naar de Kamerverkiezingen van 2003 zag hij als eerste het herstel van de PvdA. Hij voorspelde een ‘nek-aan-nekrace’ met het CDA. En het werd een nek-aan-nekrace. De Hond was terug aan het verkiezingsfront.

Hij onthulde nooit zijn ‘methode’. Dat kwam hem te staan op verwijten van politicologen die hem beschreven als een hocuspocusstatisticus. Maar dat is niet terecht. De Hond hield de afgelopen jaren zeshonderd peilingen en kan terugvallen op forse databestanden. Het zijn geen ‘big data’, maar op Nederlandse schaal begint het erop te lijken. In de loop der jaren perfectioneerde hij zijn correctiemethode, maar de kern ervan bleef: bij het bewerken van de data moet je rekening houden met de vergeetachtigheid van kiezers.

In de afgelopen vier jaar ging Nederland vijf keer naar de stembus, waardoor het moeilijk wordt voor respondenten om zich correct te herinneren wat ze stemden. Ze noemen tegenover onderzoekers vaak een verkeerde partij. Als je daar zomaar je berekeningen op loslaat, zit je peiling er structureel naast.

De Hond: ‘In 1976 nam ik voor de Rooie Haan de uitslagen van de verkiezingen in 1964, 1968, 1972 en 1973. Ik vergeleek ze met de ruwe data van het NIPO in de drie maanden ná die verkiezingen. Daarbij kwam de VVD altijd anderhalve zetel tekort en kreeg de PvdA altijd anderhalve zetel cadeau. Dit kwam door de vergeetachtigheid van de respondenten en die fout moest ik er dus uit halen.’

Nog steeds is dit een belangrijke factor van de methode-De Hond. Hij kan de vergeetachtigheid nu exact calculeren, want in zijn bestanden ligt van iedere respondent vast wat hij of zij onmiddellijk na de verkiezingen opgaf te hebben gestemd. De Hond weet dus beter dan de mensen zelf wat het correcte antwoord is en kan de fouten herstellen. ‘Twee jaar na de verkiezingen weet 84 procent van de mensen nog correct wat ze stemden; 16 procent geeft een fout antwoord. Bij partijen in mineur, zoals de PvdA, slaat de vergeetachtigheid extra toe. Twee op de tien PvdA’ers van 2012 geven inmiddels een verkeerd antwoord.’

De Hond corrigeert met deze informatie de ruwe data. Dit dempt plotselinge uitschieters. Sowieso retoucheert hij spontane pieken en dalen: ‘Als een partij ineens drie of vier zetels stijgt zonder dat ik daarvoor een reden zie, dan vlak ik dat af naar één of twee zetels. Als in de volgende peiling weer zo’n zwaai te zien is, dan pas meld ik ‘m.’

Losse pols

Zo sluipt een losse pols-element de peilingen binnen. Academici hekelen deze werkwijze, maar hún wetenschappelijke steekproeven stuiten ook op het probleem van de representativiteit. Vaak lossen wetenschappers dat op dezelfde manier op als de opiniepeilers. Alleen loopt dat niet zo in de gaten, want het universitaire Nationaal Verkiezingsonderzoek verschijnt pas anderhalf jaar ná de verkiezingen. De Hond over de academische kritiek: ‘Het is net of je bij het voetbal een fantastisch doelpunt maakt en de scheidsrechter het wil afkeuren omdat je met afgezakte sokken speelde.’

Welke schommelingen vindt De Hond verklaarbaar en welke onverklaarbaar? Politici redeneren altijd in termen van oorzaak en gevolg. Statistici echter, constateren een samenhang in de cijferreeksen. Daaruit kun je een waarschijnlijk verband halen. De Hond gaat hier toch min of meer op de stoel van een ervaren politicus zitten en analyseert oorzaken en gevolgen. Hij kijkt naar de politieke actualiteit van de voorbije weken en legt uit waarom kiezers bij de ene partij weglopen en bij de andere partij toestromen. Hij zegt dat hij dit kan doen op basis van veertig jaar ervaring en een database met twaalf jaar onderzoeksresultaten.

De Hond is ervan overtuigd dat het politieke stelsel op den duur bezwijkt onder de ontevredenheid van de kiezers. Eerder dan zijn collega’s voorzag hij de opkomst van protestpartijen. Critici beweren dat hij ‘zelf verstopte paaseieren vindt’. De vragenlijst begint met actuele onderwerpen en schakelt dan over op partijvoorkeur. Maar als je eerst vragen stelt over bijvoorbeeld de overval door drie Marokkanen op een juwelierszaak in Deurne en vervolgens informeert op wie je zou stemmen, is het logisch dat de PVV van Geert Wilders hoog scoort. De Hond ziet dit euvel niet: ‘Als dat zo was, zouden mijn peilingen veel meer schommelen dan die van anderen en dat is niet het geval.’

Toch raakt dit de macht van de politieke peilers in de huidige ‘toeschouwersdemocratie’. Ze construeren een werkelijkheid. Niet zozeer omdat hun methodes niet zouden deugen, maar omdat hun resultaten de wedstrijd definiëren.

De SP bijvoorbeeld, zakte tijdens de campagne 2012 als een plumpudding in elkaar doordat linkse kiezers overstapten naar de PvdA. Zij concludeerden uit de peilingen eerst dat ze de SP en later dat ze de PvdA moesten steunen om te voorkomen dat de VVD de grootste partij werd. Zoiets heet ‘strategisch stemmen’ en een kwart van de kiezers doet het.

Sowieso heeft 90 procent van de kiezers tot in het stemhokje de laatste peilingen min of meer in het achterhoofd. Als dan daags na de verkiezingen blijkt dat die scores 16 tot 20 zetels afwijken van de nieuwe zetelverdeling in de Tweede Kamer, voelt het publiek zich bedrogen.

De opiniepeilers reageren vervolgens dat het reuze meevalt, gezien de onzekerheidsmarge van enkele zetels per partij. ‘Bovendien hebben de kiezers in reactie op de laatste peilingen een zwaai gemaakt.’ De bureaus beweren dat ze dat niet konden meewegen: ‘Een peiling is de stand van zaken op dat moment, geen voorspelling van de uitslag.’

Dat klinkt als een makkelijke uitvlucht. De onderzoekers roepen eerst de strategische kiezer op. Veel mensen haken hierop in. Dan is het slap dat de onderzoekers zich excuseren met het argument dat juist het strategisch stemmen de meting vertroebelde.

Bij dit alles is er slechts één zekerheid: bij de volgende verkiezingscampagne gaat het precies zo, alleen nog iets heftiger.