In 1997 kocht ik mijn eerste mobiele telefoon. Ik denk dat het de Nokia 1011 was. Ik kocht die telefoon in Harare, de hoofdstad van Zimbabwe, waar ik destijds woonde en werkte. De verkoper was een bonkige oud-revolutionair die zich had omgeschoold tot fulltime kapitalist die vanuit zijn garage in Harare de felbegeerde cellphones verkocht.
Deze Friend of Mugabe noemde zich Stalin Mau Mau en was behalve handelaar in mobiele telefoons bokspromotor. De naam Stalin behoeft hier geen uitleg. Mau Mau verwijst naar de gewelddadige rebellie tegen de Britse overheersers in Kenia in de periode 1952-1960.
Mobiele telefonie
In 1997 had Zimbabwe al een redelijk dekkend netwerk: tot in de verste uithoeken van het land had je bereik. De komst van de mobiele telefonie was een zegen voor het land, en voor het continent. De vaste lijnen, die boven de grond aan brakke telefoonpalen hingen, hadden het zeker in het regenseizoen zwaar te verduren. Als de vaste lijn – toen nodig om te internetten – het weer eens begeven had, moest je zelf de lijn vanaf je huis volgen tot waar die gebroken was, en dan een van de monteurs van het staatstelefoniebedrijf bereid vinden om die te repareren. Maar ik had tenminste beschikking over een vaste lijn; dat gold natuurlijk niet voor het overgrote deel van de bevolking.
De komst van de mobiele telefonie heeft enorm veel gevolgen gehad voor Afrika. Een van de minder positieve consequenties is geweest dat jongeren, die doorgaans van de rural areas naar de stad trekken om daar te gaan werken, nooit meer de lange busreis naar huis maken. Zij bellen gewoon met hun achtergebleven familie. Maar verder kan rustig worden gesteld dat de mobiele telefonie voor het eerst heeft gezorgd voor een echte infrastructuur in Afrika: mensen konden elkaar bereiken! Inmiddels heeft het bankverkeer al op veel grotere schaal dan in Europa, dat wordt geteisterd door de remmende voorsporng van vaste lijnen, plaats via mobiele apparatuur.
Bereikbaar
Ook de fysieke bereikbaarheid wordt steeds beter in Afrika. Niet via dat ouderwetse asfalt. Maar door de lucht. De communistisch geschoolde leiders hebben op veel plaatsen – niet in Zimbabwe helaas – plaatsgemaakt voor een nieuwe generatie staatshoofden die het gelukkig meer zien zit in de vrije markt. Staatsmonopolies zijn opgeheven, waardoor particuliere vliegmaatschappijen een kans kregen. Moest je vroeger als ja van land A naar B wilde vliegen, dat via Londen, Parijs of Lissabon doen, nu is op en neer in Afrika bijna een fluitje van een cent.
Voeg daarbij de komst van de Chinezen, die in ruil voor grondstoffen zorgen voor lokale infrastructuur – en die geen eisen stellen over mensenrechten, democratie en transparant leiderschap – en het moge duidelijk zijn: Afrika gaat met sprongen vooruit. En dat is niet dankzij de honderden miljarden aan goedbedoelde westerse hulp. In de nieuwste Juist gunt Olivier van Beemen, die een boek schrijft over de opstanding van het ooit verloren continent, u een uitgebreide blik in dat moderne Afrika.