Maarten Sulzer (59) werkt als longarts in het Spaarne Gasthuis in Haarlem. Elsevier Weekblad volgt hem tijdens de coronacrisis. Wat speelt zich af in het ziekenhuis? En wat betekent dat voor het werk van een longarts? Deel 6: zoeken naar een medicijn.
Lees ook deel 1 ‘Dit zie je bij een gewone longontsteking niet’ en deel 2 ‘Patiënten missen contact met familie’ en deel 3 ‘We zijn er nog lang niet maar het is niet alleen maar ellende’ en deel 4 ‘Deze gesprekken zijn het moeilijkste van het vak’ en deel 5 ‘Het virus is overal, ook onder het ziekenhuispersoneel’ uit deze serie.
‘Er wordt veel onderzoek gedaan naar mogelijke medicijnen tegen corona, ook bij ons in het ziekenhuis. We zijn nu samen met een aantal ziekenhuizen in de regio bezig met een onderzoek naar een medicijn dat moet helpen tegen ARDS, het Acute respiratory distress syndrome. Dat is het resultaat van een overreactie van het immuunsysteem, waarbij het lichaam een overmaat aan ontstekingsstoffen aanmaakt die schade in de longen veroorzaken.
We zien dit ziektebeeld bij het grootste deel van de coronapatiënten die op de intensive care liggen. Patiënten met ARDS hebben over het algemeen een hele kritieke prognose dus je wil voorkomen dat mensen in die fase belanden. We testen nu een medicijn dat al op de markt is en waarvan eerder per toeval is ontdekt dat het de ARDS-reactie kan remmen. Het geeft het immuunsysteem als het ware een zetje de andere kant op, een doodlopende straat in.
Normaal duurt het wel even voordat je toestemming hebt om zo’n onderzoek te starten, maar nu gaat dat allemaal in recordtijd. Binnen een weekend was de toestemming er van de ethische toetsingscommissie en van de raad van bestuur.
En zo worden er op meerdere plekken in de wereld nog veel meer medicijnen onderzocht. Van bepaalde medicijnen denken we dat ze de vermenigvuldiging van het virus kunnen remmen, zoals het malariamiddel chloroquine. We weten niet zeker of het helpt, maar we proberen elke strohalm beet te pakken. En alles wordt uitgebreid vastgelegd, zodat we uiteindelijk kunnen kijken of patiënten die het medicijn krijgen inderdaad beter herstellen. Iedereen probeert ervan te leren.
Even geen coschappen
Ik heb veel te doen met de coassistenten die thuis zitten. Door de crisissituatie is er te weinig ruimte om deze studenten geneeskunde de aandacht en begeleiding te geven die tijdens zo’n coschap nodig zijn. Mijn zoon was ook net een paar weken begonnen en zit nu thuis. Af en toe kan hij nog wat hand-en-spandiensten verlenen, zo helpt hij bijvoorbeeld bij een huisarts. Maar in het ziekenhuis staan de meeste opleidingen on hold. Dat levert helaas veel vertraging op in de opleidingen.
Ik begrijp het goed, maar het is toch jammer. Het zal gaandeweg wel weer op gang komen, als de stroom patiënten wat afneemt en wij als artsen iets meer gewend zijn geraakt aan deze situatie en aan onze rol daarin. Het is voor ons ook allemaal nieuw. Uiteindelijk is het goed als de jonge dokters in spe op een zeker moment ook in een dergelijke toestand leren werken.
Het paasweekend ben ik vrij, dus ik heb tijd om even bij te komen. Helaas moet mijn vrouw wel het hele weekend doorwerken. Zij werkt als intensivist, ook in het Spaarne Gasthuis. Dus die staat op eerste en tweede paasdag op de intensive care.’