Nederland bouwt nog steeds innovatieve waterwerken, zegt hoogleraar Bas Jonkman (43), maar grootse plannen ontbreken. Hoog tijd om na te denken over nieuwe iconische projecten.
Hoe vernietigend een overstroming kan zijn, zag Bas Jonkman, hoogleraar integrale waterbouw aan de Technische Universiteit Delft, toen hij na orkaan Katrina in 2005 afreisde naar het zwaargetroffen New Orleans. ‘Toen ik daar rondliep, zag en rook ik de ellende. Op straat lagen allerlei spullen en in huizen lagen lijken. De achtergebleven inwoners waren ontredderd en soms zelfs vijandig.’
Zijn ‘papieren’ studieobject kwam indringend tot leven. ‘Als je ziet wat een overstroming doet met een stad, de maatschappij en de getroffenen en je bedenkt dat je dat kunt voorkomen door goede waterwerken te bouwen en te onderhouden, dan besef je hoe belangrijk het is wat we doen. In New Orleans dacht ik: jongens, dit gebeurt er als we verslappen of ons werk niet goed doen.’
Er gebeurt pas wat ná een ramp
Helaas geldt in de waterbouwkunde bijna als wetmatigheid: er gebeurt pas wat ná een ramp. Dat gold ook voor New Orleans, waar ruim 1.800 inwoners door de orkaan omkwamen en voor circa 130 miljard euro aan schade is aangericht. Maar zelfs een ramp is geen garantie voor daadkrachtige actie. Dat concludeerde Jonkman toen hij in Thailand was nadat in 2011 rivieren buiten hun oevers waren getreden.
Bas Jonkman (Den Haag, 1977) studeerde civiele techniek aan de TU Delft, waar hij ook promoveerde. Werkte bij Rijkswaterstaat, Haskoning en de University of California. Sinds 2012 is hij hoogleraar integrale waterbouw in Delft.
‘In Thailand was er de wil iets te doen, iedereen erkende het belang en de financiering zou ook wel lukken. Bovendien ontbrak het er niet aan kennis en goede mensen. Werden wij in een bouwkeet ontvangen, dan kregen we een perfecte technische presentatie met alle benodigde informatie. Toch lukte het door een staatsgreep en omwentelingen bij de overheid niet om een soort deltaplan uit te werken. Er is wel iets gebeurd, maar niet alles. Uiteindelijk hangt dat toch af van politieke besluitvorming.’
Zelfs Nederland bouwde de Deltawerken pas na de Watersnoodramp. Toch is Jonkman positief over de aanpak van het waterbeheer in de laatste tien tot twintig jaar. ‘Het Deltafonds investeert jaarlijks 1 miljard euro. Dijken versterken we om te voldoen aan steeds strengere normen. En er wordt al rekening gehouden met de zeespiegelstijging.
‘Waterbeheer is een beetje buiten de politieke discussie geparkeerd. Die afstand heb je ook wel nodig, want met die grote waterwerken en -programma’s ben je decennia bezig. Als je wereldwijd kijkt, is deze aanpak vrij bijzonder. Landen hebben allerlei vormen van waterbeheer, maar hoe wij het doen, heb ik steeds meer leren waarderen.’
https://www.youtube.com/watch?v=JeOp7-Kax1o
‘In New Orleans viel het kwartje’
Als kind droomde Jonkman er niet per se van om waterbouwkundige te worden. Wel was hij gek op zwemmen en het bouwen van dammetjes. Zijn vader studeerde, net als Jonkman, civiele techniek in Delft, maar hij werkte aan de ‘droge’ kant. Zijn moeder was apotheker en gaf hem de liefde voor muziek mee. Sinds zijn achtste speelt hij viool. ‘Het schijnt dat veel techneuten iets met muziek doen. Je spreekt hiermee echt een ander deel van je hersenen aan.’ Tegenwoordig speelt Jonkman in het Delfts Symphonie Orkest. Hij houdt van romantische componisten als Tsjaikovski en Beethoven.
Als student was hij geïnteresseerd, maar vooral efficiënt zodat hij geen vakken hoefde over te doen en ondanks een actief studentenleven bij het Delftsch Studenten Corps de studie in vijfenhalf jaar doorliep. Naar het buitenland ging hij toen niet. Na zijn studie begon hij bij Rijkswaterstaat, zijn baan combineerde hij met zijn promotie. Toen hij bijna klaar was, kwam de kans in New Orleans te onderzoeken hoe de dijken waren doorgebroken. Die reis was een cruciaal duwtje. ‘In New Orleans viel het kwartje: ja, hier ga ik voor,’ zegt Jonkman.
Lees ook het interview met hoogleraar Appy Sluijs terug: ‘Wetenschappers moeten feiten leveren over klimaat’
Daarna reisde hij vaak voor onderzoek naar overstromingen en naar plaatsen waar behoefte bestaat aan Nederlandse expertise. Ook werkte hij een tijdje aan de University of California in Berkeley. De Verenigde Staten zijn een intrigerende plek, zegt hij: ‘Het is een van de rijkste landen, met de beste universiteiten in de wereld. Maar kijk je naar hun infrastructuur, dan zitten er gaten in de fietspaden en zijn de dijken allemaal shaky.’ In een delta bij San Francisco zag Jonkman dat de bewoners in een polder hun huis op een verhoging hadden gebouwd. ‘Dat zag je in New Orleans ook. De overheid bouwt er dijken, maar de bewoners zeiden: ik vertrouw het niet. Ik bouw mijn huis op palen.’
De politiek bepaalt of een plan wordt uitgevoerd
Voor zijn kennis is veel belangstelling. Zo werkt Jonkman met twee universiteiten uit Texas aan een kustbeschermingsplan voor Houston. De stad is in 2008 getroffen door orkaan Ike, en in 2017 door Harvey. ‘Met studenten en bedrijven hebben we een plan voor de kustbescherming uitgewerkt.’ Met ‘harde’ waterkeringen, maar ook met natuurlijke oplossingen – in jargon building with nature – zoals herstel en aanleg van duinen en wetlands. ‘Veel studenten uit Delft zijn in Texas geweest. Voor hen is dat een mooie ervaring. Het watersysteem werkt er net weer anders dan in Nederland. Zo moeten ze opnieuw gaan nadenken: wat is hier aan de hand en wat zou een goede oplossing zijn?
‘Het plan voor Houston is serieus en al op Fox News genoemd,’ zegt Jonkman. Hij merkt dat ook in de Verenigde Staten de interesse in kustverdediging toeneemt. ‘De Amerikanen zijn aan het opschuiven. Ze zullen geen Nederland worden met dijken die een dusdanig beschermingsniveau hebben dat ze maar eens in de 10.000 jaar doorbreken. Maar ze gaan er wel meer in investeren.’ Ook in Texas geldt echter: de politiek bepaalt of een plan wordt uitgevoerd.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Jonkman werd op uitzonderlijk jonge leeftijd hoogleraar
Jonkman werd hoogleraar op zijn 35ste. Geen record, wel uitzonderlijk jong – zeker op zo’n beeldbepalende leerstoel als waterbouwkunde in Delft. ‘Het overkwam me een beetje. Je solliciteert, en je wordt het. Het was even wennen. Voor je gevoel moet je iets waarmaken, mensen gaan toch anders naar je kijken.’ Maar hij merkt dat het ook verfrissend wordt gevonden, zo’n jonge hoogleraar. Bovendien kon hij zijn onderzoeksagenda opzetten vóór hij vader werd. Veel wetenschappers moeten zich nog bewijzen in de levensfase waarin ze een huis kopen en kinderen krijgen.
Jonkman combineert wetenschap en praktijk. Zo geeft hij nog altijd adviezen aan Rijkswaterstaat en de Wereldbank. ‘In grote projecten wordt steeds weer kennis ontwikkeld. Daarom moet je onderzoek en het werk buiten niet losknippen,’ zegt hij. Sowieso vindt hij de maatschappelijke relevantie een van de zaken die zijn vak aantrekkelijk maken. ‘Wat me drijft, is dat honderden miljoenen mensen, misschien wel miljarden, behoefte hebben aan water, droge voeten en goed waterbeheer. Dat worden er door de zeespiegelstijging alleen maar meer.’
Ook van zichzelf heeft het vak een bepaalde schoonheid – denk aan de waterkeringen en de dijken. ‘Deze zijn vaak uniek. Naast hun functionele waarde – de bescherming tegen hoog water – zijn het ook stukjes landschapskunst.’ Zoals de Maeslantkering, die met zijn ‘armen’ de Nieuwe Waterweg kan afsluiten. Schoonheid ziet Jonkman ook in kleine dingen. ‘Eens per jaar sluiten ze de Maeslantkering. Doordat de armen gekromd zijn, krijg je daartussen “dansende golven”. Ik was een keer bij zo’n proefsluiting en zag een patroon dat je anders nooit ziet. Heel mooi.’
Ingenieurs trekken al lang niet meer lijnen door het landschap
De jongste generatie waterbouwkundigen werkt in een andere wereld dan haar voorgangers. Ingenieurs trekken al lang niet meer lijnen door het landschap. ‘De Afsluitdijk was er nu niet meer doorheen gekomen,’ zegt Jonkman, ‘want je verandert de hele Zuiderzee, inclusief visserij en natuur, in een zoetwatermeer. Dat heeft veel gevolgen: sommige positief, maar er zijn ook neveneffecten. We vinden het nu moeilijker om dat soort beslissingen te nemen.’
Ingenieurs zijn teamspelers geworden. Ze werken met architecten, ecologen en bestuurskundigen. En er is veel ruimte voor inspraak. Een verworvenheid die hoort bij een moderne democratie, waardoor projecten kunnen vertragen, maar plannen ook soms juist beter worden. ‘Dat teamwerk leidt tot vernieuwing en intellectuele uitdaging. Je denkt technische oplossingen zo uit dat je op alle fronten een maximaal resultaat bereikt,’ zegt Jonkman. Een goed voorbeeld vindt hij de dijkversterking bij Katwijk, waar een parkeergarage is weggewerkt onder de duinen.
Een mooie aanvulling op de traditionele waterbouwkunde vindt Jonkman ‘bouwen met de natuur’. ‘We werken met ecologen aan voorlanden bij dijken.’ De vraag is in hoeverre zo’n kwelder, zoals buitendijks gebied in de Waddenzee wordt genoemd, helpt dijken te beschermen. Jonkman stoort zich aan degenen die doen alsof natuurlijke oplossingen ‘harde’ keringen kunnen vervangen. ‘Sommigen zeggen dat we een historische fout hebben gemaakt door dijken te bouwen. Dus moeten we ze weghalen en het land laten opslibben. Dan kun je er veilig wonen. Daarin hebben ze gelijk, alleen moet je dan wel eeuwen wachten. In de tussentijd kun je er niet wonen.’
Gepensioneerde ingenieurs, de generatie die de Deltawerken bouwde, mopperen weleens dat in Nederland niet meer wordt gebouwd. ‘Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Je ziet dat de Afsluitdijk wordt aangepakt, er worden nieuwe, heel grote sluizen bij Terneuzen en IJmuiden gebouwd, je hebt de Zandmotor voor de kust bij Ter Heijde.’
Het denken over grote werken schiet tekort
Toch vindt Jonkman dat het denken over grote werken tekortschiet. Hij ziet minimaal drie terreinen met grote uitdagingen en kansen. ‘We kampen al jaren op rij met droogte. Veel bruikbaar water spoelt nu de zee in. Moeten we in het oosten van Nederland met grote waterbekkens werken? Dat plan is overigens niet door mij bedacht, maar door dijkgraaf Hein Pieper.
‘Daarnaast is Rotterdam-Rijnmond het eerste gebied waar je een plan klaar moet hebben liggen voor de zeespiegelstijging. De Maeslantkering is net veilig genoeg, maar als de zeespiegel verder stijgt, moet die al over enkele tientallen jaren veel vaker dicht. Hierover zou meer mogen worden nagedacht. Tot een paar jaar geleden werd dat in het Deltaprogramma zo’n beetje weggestopt. Dat leidt maar tot lastige discussies, was de gedachte. Want dat je over een dam gaat nadenken, vindt de haven niet leuk.’
Lees meer over Schiphol-op-Zee: meer dan een droom?
Op de Noordzee liggen veel kansen voor interessante projecten. ‘De een zegt dat de Noordzee vol is. We hebben daar immers al windparken en natuurgebieden. Maar het is er minder vol dan op het land. Dan kun je denken aan een energie-eiland. Of een vliegveld in zee, al is de behoefte daaraan nu minder doordat Schiphol is gedecimeerd. Maar we kunnen ook dammen bouwen. Daarmee ontstaat verschil in de waterstand, waaruit je veel energie kunt halen.’
Hij heeft geen voorkeur voor een specifiek plan, als er maar plannen komen. ‘Nu wordt vaak al in een vroege fase gezegd: het is al lastig genoeg, laten we er maar niet te uitgebreid naar kijken. Je kunt het ook anders aanpakken. Bedrijven zeggen ook: laten we honderd innovatieve ideeën uitwerken. Dan blijken er tien levensvatbaar en halen een of twee de markt.’ Dit kan ook in de waterbouwkunde. ‘Als je tien plannen serieus uitwerkt, ga je er misschien één uitvoeren. Maar dan moet je ze wel hebben.’