Aan een technische universiteit leer je hoe je nieuwe producten uitvindt, denken studiekiezers. Als blijkt dat de technieksector ook behoefte heeft aan minder opwindende competenties, zoals kunnen praten met klanten, druipen veel studenten en afgestudeerden gedesillusioneerd af. Dat is zonde van de tijd, geld en inspanning, en een gemis voor werkgevers die zitten te springen om bèta’s. De studenten hebben niet alleen een verkeerd beeld van de sector, zo blijkt, maar ook van zichzelf.
Een masterdiploma van een technische studie is goud waard. Een van de technische topstudies wat betreft kansen op de arbeidsmarkt is bijvoorbeeld aerospace engineering, waarmee studenten worden klaargestoomd voor een carrière in de lucht- of ruimtevaart of in de windmolenindustrie.
Uit het arbeidsmarktonderzoek Studie & Werk, waarvoor EW samen met SEO elk jaar de baankansen voor 1.356 studies vergelijkt, blijkt dat de afgestudeerden van aerospace engineering binnen anderhalf jaar al 3.254 euro bruto per maand verdienen. Hun jaarsalaris bedraagt na tien jaar 78.500 euro, ruim 10.000 euro meer dan wat de doorsnee-jurist verdient.
Kies techniek en je zit gebakken, zo lijkt het. Veel vwo’ers met een mooie cijferlijst voor het profiel Natuur en Techniek kiezen dan ook als vanzelfsprekend voor een opleiding aan een van de technische universiteiten. Maar als de studiekeuze eenmaal is gemaakt, gaat het toch vaak fout. Een groot deel van de studenten haakt voortijdig af. Hoe kan dat?
Te geïdealiseerd beeld van de studie
Een van de verklaringen is dat de afgehaakte techniekstudenten geen flauw idee hadden waaraan ze begonnen en wat ze uiteindelijk met de studie kunnen doen. Dat blijkt uit een gezamenlijk onderzoek van de TU Delft, KU Leuven en TU Dublin dat werd opgepikt door Scienceguide. Aan het onderzoek deden onder anderen eerstejaarsstudenten van de studie aerospace engineering in Delft mee omdat dat de grootste techniekopleiding is aan de universiteit. Van de Delftse studenten gaf slechts 12 procent aan duidelijk voor ogen te hebben hoe hun professionele toekomst eruitziet.
De eerstejaars hebben bovendien een te geïdealiseerd beeld van waartoe zij worden opgeleid. Tweederde van de studenten van de Delftse opleiding komt het liefst terecht in research & development, waar ze zich kunnen toeleggen op innovatie. In de praktijk bestaat het werk in de techniek vaak (ook) uit minder sensationele taken en rollen, zoals het optimaliseren van bestaande processen en het adviseren van klanten. Mensenwerk dus, iets waarmee vooral de nerds onder de bèta’s weinig hebben.
Zelfverzekerde, maar ongemotiveerde bèta’s
Het meest opmerkelijke resultaat uit het onderzoek is dat beginnende studenten zichzelf snel overschatten. De helft van de Delftse studenten denkt na drie weken studeren al dat ze over alle competenties en vaardigheden beschikken die nodig zijn voor een baan. Van de ondervraagde Vlaamse studenten heeft slechts één op de vijf zo’n hoge dunk van zichzelf.
Een gevaar van zelfoverschatting door incompetente studenten – in de sociale wetenschappen bekend als het Dunning-Kruger-effect – is dat zij bepaalde colleges overbodig en oninteressant vinden en er met de pet naar gooien. Met als gevolg dat ze hun punten niet halen of onvoldoende de eigenschappen ontwikkelen die toekomstige werkgevers belangrijk vinden, zoals communicatieve vaardigheden en het maken van ethische afwegingen. Als de zelfverzekerde, maar ongemotiveerde bèta’s niet uitvallen tijdens hun studie, dan doen ze dat later alsnog op de arbeidsmarkt.
Excursies en stages
Studenten zouden zich dus wat bewuster mogen zijn van hun onbekwaamheid. En opleidingen kunnen hen daarbij helpen door beter uit te leggen waarom bepaalde vakken belangrijk zijn.
Nog beter is het als de studenten alvast ervaren hoe het er in een toekomstige baan aan toegaat, bijvoorbeeld door te spreken met werkgevers of door op excursie te gaan.
Het verkeerde beeld dat studiekiezers van studies hebben, benadrukt andermaal het belang van goede voorlichting. En dat geldt natuurlijk ook voor niet-technische studies.
N.B. In een eerdere versie van dit artikel stond aangegeven dat 44 procent van de studenten van aerospace engineering geen werkervaring opdoet, zoals blijkt uit de resultaten van Studie & Werk. Dat percentage heeft betrekking op betaald werk in Nederland. In de afsluitende masterfase van de opleiding zijn stages onderdeel van het curriculum. Vrijwilligerswerk, onbetaalde stages, stages die niet bij de Belastingdienst zijn opgegeven en stages in het buitenland kunnen voor het onderzoek niet worden geregistreerd.