Het snode water van de watersnood

De Watersnoodramp in 1953. Operatie Klapdeur is in volle gang. De opruimingsoperatie verloopt zo dat de eerste bewoners kunnen terugkeren. Foto: ANP

Een dubbelzinnig en vreemd woord, watersnood. Dankzij die opmerkelijke tussen-s, schrijft René van Rijckevorsel.

Allen leerden wij op school over de verwoestende watersnoodramp van 1953. Het woord ‘watersnood’ heeft daardoor iets ‘ouderwets’: de associatie met zwart-witbeelden van Zeeuwen in klederdracht op de daken van hun huizen ligt op de loer.

ZandzakkenLees ook het opiniestuk van Carla Joosten: Waterbeheer is geen luxe in dit laaggelegen land

Maar ook in 2021, bijna zeventig jaar later, is de watersnood nog springlevend, zo bleek de afgelopen weken.

We hebben het toch ook niet over woningsnood?

Het woord ‘watersnood’ heeft iets geks, door die tussen-s. We hebben het immers over woningnood, niet over woningsnood. Schrijvers en dichters spelen gretig met het woord. Zij maken er graag water-snood van, het snode – sluwe – water.

De hoofdredacteur van Van Dale heeft eens een middagje zitten tellen in zijn Dikke en kwam tot de conclusie dat watersnood de enige is van de 1.105 (!) samenstellingen met water in het eerste deel van het woord die met een tussen-s wordt gespeld.

De genitiefvorm: des of ’s waters nood

Waar komt die tussen-s in watersnood dan vandaan? In de Middeleeuwen was het nog ‘waternoot’. De tussen-s is waarschijnlijk te danken aan de genitief-vorm: des of ’s waters nood.

Nood is sowieso een dubbelzinnig woord. Anders dan in woningnood, waarin nood ‘gebrek’ betekent, gaat het bij watersnood juist om de ‘overvloed’, die zorgt voor gevaarlijke situaties.